This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Economie
resultatenrekening + herhaling
Slide 1 - Slide
Leerdoelen:
- Uitleggen wat een resultatenrekening is.
- Het kennen van indeling van de resultatenrekening
- De uitzonderingen van de resultatenrekening benoemen
- Het rekenen met btw
Slide 2 - Slide
Balans
Slide 3 - Slide
De balans
Ondernemingen en andere organisaties stellen minstens één keer per jaar een balans op, vaak aan het einde van het jaar. De balans geeft een financieel overzicht van de onderneming/ organisatie op een bepaald moment . Een balans is altijd in evenwicht
Slide 4 - Slide
Op de balans staan:
A
Voorraad grootheden
B
Stroomgrootheden
Slide 5 - Quiz
De balans
Links/debet/activa:
-Vaste activa
-vlottende activa
- liquide middelen
Rechts/credit/passiva:
- eigen vermogen
- vreemd vermogen lang
- vreemd vermogen kort
Slide 6 - Slide
Geef een voorbeeld van een bezit die bij de vaste activa hoort
Slide 7 - Open question
Sleep de namen naar de juiste plek op de balans
Debetzijde
Creditzijde
Vaste activa
Vlottende activa
Liquide middelen
Vreemd vermogen lang
Vreemd vermogen kort
Voorraad
Auto
Eigen vermogen
Lening
Crediteuren
Bank
Slide 8 - Drag question
Een debiteur betaalt Janneke per bank. De balansposten die veranderen..
A
debiteur+
bank -
B
debiteur -
bank +
C
debiteur -
kas +
D
debiteur +
kas -
Slide 9 - Quiz
Pieter lost per bank 500 euro af op zijn hypothecaire lening
A
bank - 500
hyp lening + 500
B
bank +500
hyp lening +500
C
bank - 500
hyp lening - 500
D
bank - 500
bedrijfspand - 500
Slide 10 - Quiz
Levi betaalt zijn crediteuren met contant (cash) geld
A
kas -
crediteuren -
B
kas -
crediteuren +
C
bank -
crediteuren -
D
bank -
crediteuren +
Slide 11 - Quiz
Senna doet een afschrijving op haar inventaris
A
inventaris +
bank +
B
inventaris +
eigen vermogen -
C
inventaris -
bank -
D
inventaris -
eigen vermogen -
Slide 12 - Quiz
Lieke koopt online een elektrische scooter om sushi rond te brengen
A
transportmiddelen -
bank -
B
transportmiddelen +
bank -
C
transportmiddelen +
bank +
D
transportmiddelen -
eigen vermogen -
Slide 13 - Quiz
Kaja betaalt rente (500 euro) per bank over zijn hypothecaire lening
A
bank -
eigen vermogen +
B
bank -
hypo lening -
C
kas -
eigen vermogen -
D
bank -
eigen vermogen -
Slide 14 - Quiz
Romee betaalt haar personeel per kas
A
personeel -
kas -
B
kas -
personeel +
C
kas -
eigen vermogen -
D
kas -
lening-
Slide 15 - Quiz
Luuk verkoopt op rekening voor € 2500 aan goederen. De inkoopwaarde was € 2000.
A
debiteuren-
kas+
B
voorr goed + 2000
debiteuren - 2500
C
voorr goed -2000 bank + 2500 EV +500
D
debiteuren+ 2500 voorr goederen - 2000 EV +500
Slide 16 - Quiz
ik betaal mijn crediteuren (kvv) per bank (liquide activa)
A
bank +
crediteuren +
B
bank -
crediteuren -
C
bank +
crediteuren -
D
bank -
crediteuren +
Slide 17 - Quiz
Hidde doet giraal een aflossing op zijn 8% lening.
A
bank -
8% lening -
B
kas -
8% lening -
C
bank -
8% lening +
D
bank -
eigen vermogen -
Slide 18 - Quiz
Samengevat..
De balans is een overzicht van alle bezittingen (activa), eigen vermogen en vreemd vermogen van een onderneming (hoe is het gefinancierd).
Een mutatiebalans is een deelbalans waarin alleen de balansposten (met bedragen) gemeld staan die veranderen door een financiële transactie.
Slide 19 - Slide
De resultatenrekening
Is een overzicht van kosten en opbrengsten en eventuele winst (of verlies) over een bepaalde periode.
We noemen de resultatenrekening ook wel de winst- en verliesrekening.
In de resultatenrekening vind je stroomgrootheden; gemeten over een bepaalde periode
Slide 20 - Slide
Resultatenrekening
kosten
opbrengsten
inkoopwaarde
huurkosten
rentekosten
loonkosten
afschrijvingskosten
etc etc
(winst)
omzet
(eventueel verlies)
totaal
totaal
Slide 21 - Slide
Resultatenrekening
kosten
opbrengsten
inkoopwaarde 5000
huurkosten 2000
rentekosten 500
loonkosten 3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten 1000
(winst) .......
omzet 14.500
(eventueel verlies)
totaal € 14.500
totaal € 14.500
Slide 22 - Slide
Resultatenrekening
kosten
opbrengsten
inkoopwaarde 5000
huurkosten 2000
rentekosten 500
loonkosten 3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten 1000
(winst) 2500
omzet 14.500
(eventueel verlies)
totaal € 14.500
totaal € 14.500
Slide 23 - Slide
Uitzonderingen
- Inkopen komen pas op de resultatenrekening te staan als het product weer wordt verkocht.
- Aflossing van de lening is geen kosten.
- De afschrijving van je activa zijn wel kosten (afschrijving is wat de waardevermindering is van de vaste activa)
- Verkopen worden geboekt als het product wordt verkocht aan een klant. Niet wanneer ze worden betaalt. Dus boeken als de opbrengsten worden behaald.
Slide 24 - Slide
Staat het op de resultatenrekening?
Nee
Ja
Ja, maar niet direct
Aflossing lening
verkoop op rekening
Inkopen
Slide 25 - Drag question
Je verkoopt een auto op rekening voor € 8.000,- De inkoopwaarde was € 5.000,- Wat wordt er nu geboekt?
A
Niets het is nog niet betaald
B
Alleen de inkoop voor € 5.000,-
C
Omzet + € 8.000,-
D
Omzet +€ 8.000,- en inkoop € 5.000,-
Slide 26 - Quiz
aan de slag!
Onderdeel A afmaken van learnbeat 5.1 en onderdeel B maken
Slide 27 - Slide
BTW
Dit is een belasting over de toegevoegde waarde.
De btw die de consument betaald is te betalen belasting
De btw die je hebt betaald aan (inkoop) kosten is te vorderen belasting.
Slide 28 - Slide
Berekening
Te betalen btw
Te vorderen btw -
Af te dragen btw
Slide 29 - Slide
Tim is op vakantie in Italië. Ze koopt daar een nieuwe duikbril voor € 30,75. Op het prijskaartje ziet ze dat de prijs exclusief btw €25,- is. Hoe hoog is het btw percentage in Italië?
A
20%
B
21%
C
22%
D
23%
Slide 30 - Quiz
De overheid een tijdje geleden de btw percentages aangepast. De btw op groenten ging van 6% naar 9%. Vera gaf altijd € 25,- uit aan groenten per week. Wat moet ze betalen nu de btw omhoog is gegaan?
A
€ 25,62
B
€ 25,71
C
€ 26,50
D
€ 27,25
Slide 31 - Quiz
Een winkelier verkoopt een spelcomputer voor € 349,- (incl. 21% btw) De inkoopprijs is € 250,- (excl. btw). Hoeveel is de winst voor de winkelier op deze spelcomputer?
A
€ 25,71
B
€ 38,43
C
€ 46,50
D
€ 99,-
Slide 32 - Quiz
Leerdoelen:
- Uitleggen wat een balans is.
- Het kennen van indeling van de balans
- Het op de juiste plek plaatsen van de balansposten