quiz

quiz
1 / 25
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

quiz

Slide 1 - Slide

Wet BIG
A
Is bedoeld om kwaliteit van de gezondheidszorg te bewaken
B
Beschermt cliënten tegen ondeskundigheid
C
Wordt niet in alle Gemeenten erkend
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 2 - Quiz

WGBO
staat voor:
A
Wet op Geneeskundige Behandelings-Overeenkomst
B
Wet voor Geneeskundige Begeleidings- ondersteuning
C
Wet Gezondheids- Bevorderende overeenkomst
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 3 - Quiz

Wat is een UAD geneesmiddel?
A
Een gnm waar een recept voor nodig is.
B
Een gnm dat zonder recept in elke winkel mag worden gekocht
C
Een gnm dat zonder recept in de Kruidvat kan worden gekocht.
D
Een gnm dat je uitsluitend in de apotheek mag kopen.

Slide 4 - Quiz

Wat is communicatie?
A
om een boodschap
B
een andere zender op de televisie zetten
C
communiceren met lichaamstaal
D
SBAA lesgeven

Slide 5 - Quiz

UR betekent
A
Uitsluitend op recept
B
Over the counter
C
Uitsluitend bij drogist
D
Alleen Apotheek

Slide 6 - Quiz

Wat betekent de term UAD?
A
Uitsluitend afgegeven door apotheek of dokter
B
Uitsluitend afgegeven door assistent dokter
C
uitsluitend apotheek en drogist
D
weet ik niet

Slide 7 - Quiz

Waarom bestaat de Opiumwet?
A
Voor privacy
B
Controleren welke geneesmiddelen er zijn
C
Gebruik te beperken
D
Illegaal handel te dimmen

Slide 8 - Quiz

Wat valt niet onder de WGBO?
A
Toestemming geven voor behandeling
B
Verplichting tot goed hulpverlenerschap
C
Stappenplan noodzakelijk voor inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen
D
Inzage in dossier

Slide 9 - Quiz

Waar staat de afkorting AVG (van de AVG-wet) voor?
A
Algemene verdenking gegevensbescherming
B
Algemene verordening gegevensbewaking
C
Algemene verordening gegevensbescherming
D
Algemene verandering gegevensbescherming

Slide 10 - Quiz

Stelling I: AV middelen kan je alleen in de apotheek kopen
Stelling II: UA middelen kun je uitsluitend in de apotheek kopen
A
I is waar II is niet waar
B
I is niet waar II is waar
C
I en II zijn waar
D
I en II zijn niet waar

Slide 11 - Quiz

Waar zijn UAD producten te koop?
A
Uitsluitend apotheek drogist
B
Uitsluitend amoxicilline dosering
C
Uitsluitend auris dexter
D
Uitsluitend apotheek drugstore

Slide 12 - Quiz

Wat staat niet in de wet BIG?
A
Uitgewerkt hierin zijn: voorbehouden handelingen
B
Recht op pauzes
C
Criteria waaraan je moet voldoen als VP/VZ om voorbehouden handelingen uit te voeren
D
Titelbescherming

Slide 13 - Quiz

Er zijn verschillende vormen van communicatie. wanneer spreek je van non-verbale communicatie?

Communicatie:
A
zonder woorden
B
met woorden
C
volgens vaste patronen
D
zelfde niveau

Slide 14 - Quiz

Wat hoeft er niet op een recept te staan?
A
Naam van voorschrijvend arts
B
Naam van de patiënt
C
Naam van de apotheek
D
Weet ik niet

Slide 15 - Quiz

Paracetamol is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 16 - Quiz

Wkkgz staat voor:
A
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg
B
Wet kwaliteit, klachten gezondheidszorg
C
Wet krachtige kaders gezondheidszorg,
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 17 - Quiz

WKKGZ regelt?
A
Betere aanpak van klachten
B
Zorgmedewerkers kunnen sneller klachten melden
C
Cliënt krijgt steeds sterkere positie
D
Uitbreiding meldplicht zorgaanbieder.

Slide 18 - Quiz

Wat regelt de WGBO?
A
Recht op informatie
B
Inzage in dossier
C
Kosten van de zorg
D
Klachten

Slide 19 - Quiz

Wat houdt de Opiumwet in?
A
Hierin wordt vastgelegd welke medicijnen verboden zijn om uit te schrijven i.v.m. verslavende werking
B
Hierin is vastgelegd hoe voorschrijven en afleveren van verslavende geneesmiddelen is geregeld in de
C
Hierin is vastgelegd dat alleen professionals in de zorg medicijnen mogen voorschrijven
D
Hierin is vastgelegd welke drugssoorten er legaal en welke illegaal zijn in NL

Slide 20 - Quiz

Elke apotheek moet toegankelijk zijn om een klacht in te dienen. Hoe heet deze wet waar een apotheek aan moet voldoen
A
WGBO
B
Wkkgz
C
Opiumwet
D
AVG

Slide 21 - Quiz

Het doel van de AVG is …..
A
Regels voor de wetten
B
Regels voor personen
C
Regels voor bescherming persoonsgegevens
D
Huisregels

Slide 22 - Quiz

Verbale communicatie is altijd mondelinge communicatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Als je voor de televisie zit, is dit eenzijdige communicatie of tweezijdige communicatie?
A
eenzijdige communicatie
B
tweezijdige communicatie

Slide 24 - Quiz

Wat staat er in de Opiumwet?
A
de genotmiddelen die in Nederland als drugs worden beschouwd
B
de hoogte van de accijns op genotmiddelen in Nederland
C
de leeftijd waarop je in Nederland tabak en alcohol mag gebruiken
D
de maatregelen waarmee de overheid het gebruik van genotmiddelen probeert te ontmoedigen

Slide 25 - Quiz