Herhaling begrippen

Literatuur
Herhaling
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Literatuur
Herhaling

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Lesdoel: herhaling literaire begrippen en deze kunnen toepassen op een tekst

- Lezen
- Herhaling begrippen
- Test je kennis

Slide 2 - Slide

Herhaling theorie
Perspectieven:
  • Alwetend
  • Personaal
  • Ik-perspectief
  • Mengvorm
Onbetrouwbaar perspectief?
Personages:
  • Round character
  • Flat character
  • Type
  • Karikatuur

Slide 3 - Slide

Herhaling begrippen
Spanning:
  • Open plekken (gesloten vs. open eind)
  • Vooruitwijzingen
  • Vorm van a-chronologie
  • Wisseling van perspectief
  • Onbetrouwbaar perspectief
  • Cliffhanger
  • Vertraging

Slide 4 - Slide

Herhaling begrippen
Tijd:
  • Flashback
  • Flashforward
  • A-chronologie
  • Vertelde tijd: dit is de tijd die verstrijkt binnen een verhaal, bijvoorbeeld tien jaar
  • Verteltijd: dit is de tijd die de schrijver neemt om een verhaal te vertellen, bijvoorbeeld 231 bladzijdes


Slide 5 - Slide

Herhaling begrippen
Setting:
  • plaats
  • tijd
  • omstandigheden
Functies van de gekozen ruimte:
  • Karakterisering van een personage
  • Sfeertekening
  • Symbolisch

Slide 6 - Slide

Herhaling begrippen
Verhaalmotief: opvallend verhaalelement dat steeds opnieuw terugkomt in het verhaal, hangt samen met het thema

Concreet/leidmotief: letterlijk (bijvoorbeeld servetjes, spiegel)
Abstract: niet letterlijk (angst, eenzaamheid, aftakeling, vriendschap, liefde)

Slide 7 - Slide

Herhaling begrippen
Thema: waarover de schrijver de lezer wil na laten denken
Denk aan de motieven: samen leiden zij tot het thema

Bijvoorbeeld: De angst voor chaos en het verliezen van controle is terecht; niemand ontkomt aan de willekeur van het leven (W.F. Hermans)

Motto: Een motto (vaak een citaat of tekstfragment voor in het boek) geeft de bedoeling van het boek weer. 

Slide 8 - Slide

Welke vier perspectieven zijn er?

Slide 9 - Mind map

Welk perspectief is het meest onbetrouwbaar?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetend perspectief
D
mengvorm

Slide 10 - Quiz

Hoe kan een schrijver voor spanning zorgen in een verhaal?

Slide 11 - Mind map

Wat is een open plek?

Slide 12 - Open question

Een verhaal heeft een a-chronologische volgorde als er veel flashbacks in voorkomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

De setting bestaat uit plaats, tijd en omstandigheden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat is een verhaalmotief?

Slide 15 - Open question

Een voorbeeld van een concreet verhaalmotief is hoop.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Een motto geeft de bedoeling van het boek weer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat is een thema?

Slide 18 - Open question