This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Tekst 26
vragen over grammatica en inhoud
Slide 1 - Slide
Ik begrijp de inhoud en grammatica van tekst 26
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Wie is de "ik" in dit verhaal?
Slide 3 - Open question
Noteer de namen van de andere drie goden die in dit verhaal voorkomen.
Slide 4 - Mind map
r. 1 νέα
Wat is de beste vertaling hier?
A
nieuw
B
jong
Slide 5 - Quiz
Persephone noemt nog een ander kenmerk van zichzelf dan νεα. Welk?
A
ze is jong
B
ze is mooi
C
ze is koning van de schimmen
D
ze is één van de schimmen
Slide 6 - Quiz
r. 3 παίζουσαν
Waarmee congrueert dit participium?
A
με
B
ἀνθέμια
Slide 7 - Quiz
Welke twee Griekse woorden worden
verbonden door de eerste καὶ in regel 4?
A
εἶδεν en ἠθέλησεν
B
με en ἀνθέμια
C
παίζουσαν en συλλέγουσαν
D
εἶδεν en αἱρεῖν
Slide 8 - Quiz
Welke twee Griekse woorden worden
verbonden door de tweede καὶ in regel 4?
A
εἶδεν en ἠθέλησεν
B
με en μ᾽
C
ἀνθέμια en αὐτίκα
D
εἶδεν en αἱρεῖν
Slide 9 - Quiz
r. 6 ὄντα
Benoem de vorm.
A
nom. ev. vrl.
B
nom./acc. mv. onz.
C
acc. ev. vrl.
D
acc. ev. mnl.
Slide 10 - Quiz
Citeer de twee Griekse woorden uit r. 5-6 die aangeven wat Persephone van Hades vindt.
A
τον θεον en μεγαν
B
μεγαν en δεινον
C
Οὗτος en μ'
D
ἐδιωκε en φευγουσαν
Slide 11 - Quiz
Welke zin uit de eerste alinea zou het best als ondertitel voor dit beeld gebruikt kunnen worden?
A
r. 5-6 ὀντα
B
r. 6 Ὁυτος - φευγουσαν
C
r. 7-8 κατεπεσον
D
r. 8 εὐθυς -ἠνεγκεν r. 10
Slide 12 - Quiz
r. 8 ταῖς χερσίν
Welke functie heeft de dativus hier?
A
meewerkend voorwerp
B
hoort bij het werkwoord
C
reden waardoor
D
middel waarmee
Slide 13 - Quiz
Benoem persoon, getal, tijd en modus (ind/imp/ptc etc) van r. 11 ἠθελεν (afkorting zonder leestekens)
Slide 14 - Open question
r. 12 του φωτος και τῆς μητρὸς
Waarom staan deze woorden in de genitivus?
A
genitivus- object
B
BWB met voorzetsel
C
bijvoeglijke bepaling
Slide 15 - Quiz
r. 16 μετα το δειπνον: citeer het Griekse tekstelement dat aangeeft waarom deze toevoeging van Hades heel belangrijk is (typ eerste en laatste woord met NL-letters met spatie ertussen)
Slide 16 - Open question
r. 17 μονον δε κοκκους ἑξ ἐφαγον: waarom zou Persephone dit zeggen?
A
Ze wil benadrukken dat ze geen honger had
B
Ze lijkt te hopen dat dit minder erg is dan een grote maaltijd
C
Ze zet Hades neer als ongastvrij
D
Ze wil aangeven hoe lekker ze granaatappel vindt
Slide 17 - Quiz
Wat klopt?
A
Hades is de broer van Zeus en Persephone is zijn dochter
B
Hades is de zoon van Zeus en Demeter zijn zus
C
Demeter en Persephone zijn beide zussen van Zeus Persephone
D
Demeter is de zus van Hades en Zeus is de oom van Persephone
Slide 18 - Quiz
r. 27-28 μὲν ... δὲ
Geef de twee Nederlandse woorden (met alleen een
spatie ertussen) die hier een tegenstelling vormen.
Slide 19 - Open question
r. 26 το μεν ἡμισυ του ἐνιαυτου τῃ μητρι: Citeer het Griekse tekstelement (typ NL-letters, geen lidwoorden etc) uit het vervolg waarmee hetzelfde wordt aangeduid.
Slide 20 - Open question
de uitspraak in r. 29-30 zou je kunnen bestempelen als een 'aetiologie', een mythologische verklaring voor een verschijnsel