EXERCICE 16B [1 STER] – ONTDEKKEN
A
1 Dat is Adam. Zijn vader heet Patrick.
2 Zijn moeder heet Isabelle.
3 Dag Adam. Is Patrick jouw vader?
4 Ja, hij is mijn vader.
5 Is Romane jouw zus?
6 Ja, zij is mijn zus.
7 Zijn Isabelle en Bernard jouw ouders?
8 Het zijn mijn ouders.
B
1 Mon, ton of son staan voor een mannelijk woord, zoals père en frère.
2 Ma, ta of sa staan voor een vrouwelijk woord, zoals mère en sœur.
3 Mes, tes of ses staan voor een woord dat meervoud is, zoals parents.