BVVJ H6 herhalen

herhaling thema 6: 
Waarneming en gedrag
1 / 49
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

herhaling thema 6: 
Waarneming en gedrag

Slide 1 - Slide

Wat is een zintuig?
A
Een orgaan dat reageert op prikkels
B
Een invloed uit het milieu op een organisme.
C
elektrische signalen die door zenuwen naar de hersenen worden geleid
D
de verwerking van impulsen die van de zintuigen komen

Slide 2 - Quiz

Wat is een prikkel?
A
Een orgaan dat reageert op prikkels
B
Een invloed uit het milieu op een organisme.
C
elektrische signalen die door zenuwen naar de hersenen worden geleid
D
de verwerking van impulsen die van de zintuigen komen

Slide 3 - Quiz

Wat is een impuls?
A
Een orgaan dat reageert op prikkels
B
Een invloed uit het milieu op een organisme.
C
elektrische signalen die door zenuwen naar de hersenen worden geleid
D
de verwerking van impulsen die van de zintuigen komen

Slide 4 - Quiz

licht
smaak
in de huid
gehoorzintuig
geur

Slide 5 - Drag question

Reageren op je omgeving
zintuigen vormen samen het zintuigenstelsel en zorgen voor waarneming van je omgeving
waarnemen = zien, horen, ruiken, voelen en proeven.
een zintuig = een orgaan dat reageert
                            op invloeden uit de omgeving. 
een prikkel = een invloed (informatie)
                            uit je omgeving. 

Slide 6 - Slide

Hersenen
Ruggenmerg
Centrale zenuwstelsel
Zenuwstelsel
Zenuwen

Slide 7 - Drag question

Als je je bewust wordt van iets zetten je hersenen dit om in een nieuwe impuls.
Waar gaat deze impuls naar toe?

Slide 8 - Open question

welke stof wordt NIET gemaakt door een klier
A
urine
B
talg
C
speeksel
D
zweet

Slide 9 - Quiz

Het zenuwstelsel
bestaat uit: 
- zenuwen 
- centrale zenuwstelsel
hersenen
ruggenmerg

Slide 10 - Slide

De zintuigcellen nemen prikkels waar en zetten prikkels om in impulsen

     van zintuigcellen  >  zenuwen  > ruggemerg >  hersenen 

Slide 11 - Slide

waar liggen de zintuigcellen van je oog?
A
hoornvlies
B
netvlies
C
harde oogvlies
D
vaatvlies

Slide 12 - Quiz

waar liggen de zintuigcellen van je oor?
A
gehoorgang
B
gehoorbeentjes
C
trommelvlies
D
slakkehuis

Slide 13 - Quiz

waar liggen de zintuigcellen van je huid?
A
lederhuid
B
kiemlaag
C
hoornlaag
D
vetlaag

Slide 14 - Quiz

Wat is de functie van de kiemlaag?
A
beschermen tegen beschadiging, uitdroging en ziekteverwekkers
B
de vorming van nieuwe cellen
C
houdt de haren en hoornlaag soepel
D
het lichaam afkoelen

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de twee functies van het onderhuidse bindweefsel?

Slide 16 - Open question

Kies het juiste woord.
In de _______ liggen bloedvaten en zweetklieren
A
opperhuid
B
lederhuid

Slide 17 - Quiz

De huid

Slide 18 - Slide

Smaakpapillen kunnen smaak waarnemen. Waar liggen deze smaakpapillen?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Wat is de functie van het trommelvlies?
A
impulsen doorgeven
B
trillingen doorgeven
C
luchtdruk in binnen- en buitenoor gelijk houden
D
beschermt het binnenoor

Slide 21 - Quiz

Wat is de functie van de buis van Eustachius?
A
impulsen doorgeven
B
trillingen doorgeven
C
luchtdruk gelijk houden
D
beschermt het binnenoor

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Wat is de functie van de wenkbrauwen?
A
te veel licht tegenhouden
B
verspreiden traanvocht over de ogen
C
zweet tegenhouden
D
maken traanvocht aan

Slide 24 - Quiz

Je ogen zijn tere organen. Ze liggen beschermt in je oogkassen. Wat is de functie van je traanvocht?

Slide 25 - Open question

waar of niet waar?
Traanbuizen maken traanvocht. Traanklieren voeren dit vocht af.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

harde oogvlies
oogzenuw
hoornvlies
gele vlek
pupil
iris
blinde vlek
netvlies

Slide 27 - Drag question

De pupilreflex regelt hoeveel licht in het oog komt.
Wat is de pupil?
A
Een doorzichtig vlies
B
Een wit, stevig vlies
C
Een gat
D
Het gekleurde deel van je oog

Slide 28 - Quiz

Als je de letters in een boek niet meer goed kan zien dan ben je
A
bijziend
B
verziend

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Hoe wordt gedrag veroorzaakt?
A
Al het gedrag is aangeboren
B
Al het gedrag is aangeleerd
C
prikkels veroorzaken gedrag
D
impulsen veroorzaken gedrag

Slide 31 - Quiz

Is hier sprake van een inwendige of een uitwendige prikkel?
A
Een inwendige prikkel
B
Een uitwendige prikkel

Slide 32 - Quiz

Welke zin is NIET juist?
A
Motivatie heeft invloed op gedrag
B
motivatie ontstaat vaak door een inwendige prikkel
C
motivatie is een reeks opeenvolgende handelingen
D
trek hebben is een voorbeeld van motivatie om te eten.

Slide 33 - Quiz

1: er komt een traan uit zijn oog
2 B: hij is verdrietig
A
zin 1 = observatie zin 2 = interpretatie
B
zin 1 = observatie zin 2 = observatie
C
zin 1 = interpretatie zin 2 = observatie
D
zin 1 = interpretatie zin 2 = interpretatie

Slide 34 - Quiz

Isa heeft haar huiswerk niet gemaakt.
Mevrouw de Vries zegt: het is belangrijk dat je verantwoordelijkheid neemt voor je eigen werk.
Dit is een
A
norm
B
waarde

Slide 35 - Quiz

Een huidporie is afgesloten door talg en huidschilfers. Er zijn bacteriën bijgekomen waardoor het is gaan ontsteken.
Dit is een
A
Mee-eter
B
jeugdpuistje
C
acne
D
talgklier

Slide 36 - Quiz

Lois heeft iets afgepakt van Silke.
Mevrouw de Vries zegt: je mag niet iets afpakken wat van een ander is.
Dit is een
A
waarde
B
norm

Slide 37 - Quiz

Bij het regelen van processen in je lichaam, werkt het zenuwstelsel vaak samen met het hormoonstelsel.
Waar of niet waar?
Een hormoonklier heeft een afvoerbuis.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Wat is de taak van de eilandjes van Langerhans?

Slide 42 - Open question

Welk hormoon geven de eilandjes van Langerhans af, als er te veel glucose in het bloed zit?

Slide 43 - Open question

Welk hormoon geven de eilandjes van Langerhans af, als er te weinig glucose in het bloed zit?

Slide 44 - Open question

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide