This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Inkomens zonder tegenprestatie
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen?
--> HW bespreken.
-->Herhaling
--> uitleg
--> HW maken.
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Ik kan uitleggen welke soorten overdrachtsinkomen door de overheid worden betaald
Ik kan voorbeelden noemen van toeslagen
Ik kan voorbeelden geven van uitkeringen
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Als 100 huishoudens bij elkaar €100.000 euro verdienen. Wat is dan het gemiddeld besteedbaar inkomen van deze groep?
Slide 6 - Open question
Hoe bereken je dit?
Totale inkomen van de groep : aantal huishoudens van de groep = gemiddeld besteedbaar inkomen.
Dus
€100.000 : 100 = €1000
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Wat laat de lorenzcurve zien?
A
Het aantal inwoners in een land
B
Het BNP per inwoner in een land
C
De inkomensverdeling in een land
D
De welvaart van een land
Slide 10 - Quiz
Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen
Slide 11 - Quiz
Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Inkomens zonder tegenprestatie
Slide 14 - Slide
Wat gaan we doen?
-->Herhaling door test jezelf te maken.
--> uitleg
--> HW maken.
Slide 15 - Slide
Maak de test jezelf van 3.1
LET OP: Hoe meer je er fout doet, hoe langer de test jezelf duurt.
timer
10:00
Slide 16 - Slide
Inkomen
Soorten inkomsten
Inkomen met tegenprestatie - inkomen uit arbeid - inkomen uit bezit
Inkomen zonder tegenprestatie - overdrachtsinkomens
Slide 17 - Slide
Wat is een inkomen waar voor je geen tegenprestatie hoeft te leveren.
Slide 18 - Mind map
overdrachtsinkomen
inkomen zonder dat je er een tegenprestatie voor hoeft te leveren. Meestal is dit van de overheid
Slide 19 - Slide
Inkomens zonder tegenprestatie
Dit heet overdrachtsinkomen
- je hoeft er niets voor te doen
- er zijn wel voorwaarden, je krijgt het niet zomaar
Slide 20 - Slide
Overdrachtsinkomsten /toeslagen
Huurtoeslag
Iedereen heeft recht op eenvoudig onderdak.
Alleen als een te groot deel van je inkomen naar huur gaat.
Betaald met belastinggeld
Slide 21 - Slide
Overdrachtsinkomsten/ toeslagen
Zorgtoeslag
Zorgverzekering is verplicht. Hiervoor betaal je een premie.
Wie een laag inkomen heeft, heeft recht op een tegemoetkoming; de zorgtoeslag
Slide 22 - Slide
Jan en fleur verdienen samen boven modaal. Jan en fleur krijgen geen zorgtoeslag.
A
Waar.
B
Niet waar.
Slide 23 - Quiz
Overdrachtsinkomsten / tegemoetkomingen
STUDIEFINANCIERING
Voor scholieren en studenten vanaf 18 jaar.
Basisbeurs voor iedereen
Aanvullende beurs bij laag loon ouders
Slide 24 - Slide
Overdrachtsinkomsten / tegemoetkomingen
Kinderbijslag
Kinderen kosten veel geld (gemiddeld een huis per kind)
Voor kinderen tot maximaal 18 jaar.
Ouders/verzorgers krijgen elk kwartaal kindergeld ongeacht hun inkomen.
Betaald met belastinggeld
Slide 25 - Slide
Mohammed wilt studeren. Zijn ouders verdienen boven modaal. Krijgt hij een basisbeurs?
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quiz
Overdrachtsinkomsten/ sociale uitkeringen
Bijstandsuitkering
Iedereen heeft recht op het sociaal minimum.
Dit is het inkomen waarvan je moet kunnen leven.
Een alleenstaande zonder kinderen heeft minder nodig dan een alleenstaande met kinderen.
De bijstand is een uitkering voor mensen onder het sociaal minimum. Je mag dan niet te veel spaargeld hebben en bent verplicht om regelmatig te solliciteren.
Slide 27 - Slide
Opdrachten paragraaf 3.2
Slide 28 - Slide
Zelfstandig werken
Maken 3.2 --> 6t/m 10
Ben je klaar? mag je op de laptop iets voor jezelf doen.
Rustig overleggen met de buurman of buurvrouw mag.
Slide 29 - Slide
Welke bron van inkomsten hoort niet in het rijtje thuis
A
inkomsten uit arbeid
B
overdrachtsinkomen
C
inkomsten uit bezit
D
nationaal inkomen
Slide 30 - Quiz
Waar of niet waar? Voor overdrachtsinkomen is een tegenprestatie vereist.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Welke vorm van inkomen hoort in dit rijtje niet thuis
A
Tegemoetkomingen
B
Toeslagen
C
Loon in natura
D
Sociale uitkeringen
Slide 32 - Quiz
Welk woord hoort in dit rijtje niet thuis?
A
Zorgtoeslag
B
Huurtoeslag
C
Vakantietoeslag
D
Kinderopvangtoeslag
Slide 33 - Quiz
Wat wordt bedoeld met sociaal minimum?
A
Het minimum inkomen waarvan je moet kunnen leven
B
Mijn sociale omgangsvormen zijn heel erg slecht
C
Het minimale aantal mensen in mijn sociale omgeving
D
Mensen die heet weinig sociale vaardigheden hebben