1 vwo - chapitre 3 - bron H bezittelijk voornaamwoord

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

PROGRAMME

• Absentie
• Phrases-clés
• Uitleg bezittelijk voornaamwoord
• Au travail

Bonjour! Comment allez-vous?

ÇA VA SUPER! :D

ÇA VA BIEN.

ÇA VA COMME SI COMME ÇA

ÇA VA MAL.

ÇA VA TRÈS MAL! :(

Wat betekent:

Tu habites en ville?

Wat betekent:
Non, j'habite à la campagne.

Wat betekent:
Tu as des animaux domestiques?

Wat betekent:

Oui, j'ai un chien et un chat.

Het bezittelijk voornaamwoord

Bron H op bladzijde 50 van je tekstboek

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Het bezittelijk voornaamwoord

Per persoon heb je drie verschillende bezittelijke voornaamwoorden waar je uit moet kiezen.

Mijn = 

• mon
• ma 
• mes

Het bezittelijk voornaamwoord

• mon = mannelijk
• ma = vrouwelijk
• mes = meervoud

Bijvoorbeeld:

• mon père
• ma mère
• mes parents
  

Het bezittelijk voornaamwoord

Hetzelfde geldt voor:

Jouw = 

• ton frère
• ta cousine
• tes soeurs

Het bezittelijk voornaamwoord

Hetzelfde geldt voor:

Zijn/haar = 

• son livre (want het is ''le livre'')
• sa trouse (want het is ''la trousse'')
• ses enfants (want het is ''les enfants'')

Het bezittelijk voornaamwoord

Let op!

Als het woord vrouwelijk enkelvoud is en het begint met een klinker. Gebruik je: mon/ton/son

mijn vriendin = mon amie

mijn verjaardag = mon anniversaire

Het bezittelijk voornaamwoord

Voor de bezittelijke voornaamwoorden onze, jullie en hun zijn er maar twee varianten.

onze = 

• notre (gebruik je voor enkelvoud)
• nos  (gebruik je voor meervoud)

Het bezittelijk voornaamwoord

Voor de bezittelijke voornaamwoorden onze, jullie en hun zijn er maar twee varianten.

jullie/uw = 

• votre (gebruik je voor enkelvoud)
• vos  (gebruik je voor meervoud)

Het bezittelijk voornaamwoord

Voor de bezittelijke voornaamwoorden onze, jullie en hun zijn er maar twee varianten.

hun = 

• leur (gebruik je voor enkelvoud)
• leurs (gebruik je voor meervoud)

Het bezittelijk voornaamwoord

(onze) .... parents

1. notre parents
2. nos parents

(hun) .... livres

1. leur livre
2. leurs livres

(jouw) .... cousins

1. ton cousins
2. ta cousins
3. tes cousins

(jullie) .... famille

(la famille)

1. votre famille
2. vos famille

(mijn) .... amie

1. ma amie
2. mon amie

(mijn) .... chambre

la chambre

1. mon
2. ma
3. mes
4. ton

(jouw) .... fête

la fête

1. ton
2. ta
3. tes

(zijn) .... anniversaire

l'anniversaire

1. son
2. sa
3. ses

(haar) .... enfant

l'enfant

1. son
2. sa
3. ses
4. ton

(onze) .... "chien" (m)

1. notre
2. nos

Vertaal de woorden tussen haakjes.
Vous aimez (mijn muziek)?
la musique

Vertaal de woorden tussen haakjes.
Où est (jouw mobiel)?
le portable

Vertaal de woorden tussen haakjes.
Il consulte souvent (zijn berichten)
les messages

la trousse

le sac à dos

livres

sac à dos

trousse

mon

mes 

ta

ami

ordinateurs

matière préférée

ma

leurs

son

AU TRAVAIL/AAN HET WERK

Afmaken:

Bron C opdracht 13, 14, 15 op bladzijde 97-98 van je WB

Bron H opdracht 30, en 31 op blz. 117-118 van je WB

Klaar?

Maak een foto van je opdrachten en stuur dit naar mij via MS Teams!

Leren: vocabulaire F chapitre 3