HV2 EN P3 Prefixes and Suffixes

T2 EN P3:
Prefixes and Suffixes

instruction
practice
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

T2 EN P3:
Prefixes and Suffixes

instruction
practice

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Je hebt voorbeelden gezien van prefixes en suffixes.
Om welke woorden gaat het?

Slide 3 - Open question

Regel
prefixes en suffixes zijn voorvoegsels en achtervoegsels: stukjes die je voor of achter een woord voegt/plakt. 

In het Nederlands ken je die ook: 
beleefd --> onbeleefd
krachtig --> krachtiger


Slide 4 - Slide

Gebruik 1
Prefixes zoals "non- / un- / im- / il- / in- / ir-" kunnen ervoor zorgen dat een woord het tegenovergestelde gaat betekenen:
- belangrijk / important --> onbelangrijk / unimportant

De prefix "re-" maakt dat iets opnieuw, terug, of in reactie wordt:
- play a video = een video afspelen -->
   replay a video = een video opnieuw afspelen

Slide 5 - Slide

Gebruik 2 
Prefixes zoals "mis- / dis-" maken een woord negatief of zorgen ervoor dat ie het tegenovergestelde gaat betekenen:
- like / leuk vinden --> dislike / niet leuk vinden
- appear / verschijnen --> disappear / verdwijnen

Slide 6 - Slide

Gebruik 3
De suffix "-er" heb je al geleerd bij de vergrotende trap: 
- slow --> slower
Deze wordt ook gebruikt om een werkwoord in een zelfstandig naamwoord te veranderen:
- to teach --> teacher / to work --> worker


Slide 7 - Slide

Gebruik 4
Andere suffixes die woorden tot zelfstandig naamwoord maken, zijn: "-ness" (bij bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden), en
"-ing" en "-ment" (bij werkwoorden):
- they are kind --> it is a kindness to include them
- I train a lot --> how did your training go?
- you need to advertise --> did you see that advertisement?

Slide 8 - Slide

Choose the correct prefix
I am ...available today.
Maybe tomorrow?
A
im
B
in
C
on
D
un

Slide 9 - Quiz

Choose the correct prefix.
When are you going to ...turn my jacket? You've had it for a month!
A
dis
B
er
C
re
D
un

Slide 10 - Quiz

Complete the sentence:
Can I taste some of your ... ?
I love your cupcakes.
A
bakement
B
bakeness
C
baker
D
baking

Slide 11 - Quiz