Ik weet wat eenheden zijn. Ik ken de afkortingen van de meest voorkomende eenheden.
Ik ken de waarden van de woorden: kilo = 1000, hecto = 100, deca = 10, deci = 0.1, centi = 0.01, milli = 0.001.
Ik weet wat grootheden en eenheden zijn.
Ik kan grootheden en eenheden aan elkaar koppelen.