It is happening now

1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

How is your mood today?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

What did we do last lesson?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Homework
Word list page 49

Slide 5 - Slide

Sleep naar de juiste vertaling
Episode
to lead
sold-out
amazed
hilarious
to rehearse
laughter
to giggle
gelach
leiden
oefenen
giechelen
aflevering
hilarisch, heel grappig
verbaasd
uitverkocht

Slide 6 - Drag question

Vertaal deze zin:
They tried to keep a straight face.

Slide 7 - Open question

Wat past het beste bij: To bring the house down?
A
B

Slide 8 - Quiz

How did it go?
Leren ging goed, ik hoef geen hulp
Leren was lastig, ik zou wel wat tips willen
Ik ben eerlijk, ik ben vergeten te leren
ik had geen tijd om te leren

Slide 9 - Poll

New homework at the end of the lesson
Pro tip: Agenda

Slide 10 - Slide

It is happening now
wat betekent dit?

Slide 11 - Slide

Als je dit leest: Welke van deze dingen gebeurt "op dit moment?" Vraag 1
A
I eat pizza
B
I am eating a pizza

Slide 12 - Quiz

Als je dit leest: Welke van deze dingen gebeurt "op dit moment?" Vraag 2
A
She is playing football
B
She plays football

Slide 13 - Quiz

Als je dit leest: Welke van deze dingen gebeurt "op dit moment?" vraag 3
A
Do you often sleep well?
B
Are you sleeping?

Slide 14 - Quiz

Aan welke 2 dingen kun je zien dat iets NU gebeurt in het Engels?

Slide 15 - Open question

Welke gebeurt over regelmatig, maar niet per se nu? vraag 1:
A
He games with his friends
B
He gaming with his friends
C
He is gaming with his friends

Slide 16 - Quiz

Welke gebeurt over regelmatig, maar niet per se nu? vraag 2:
A
You are sneezing
B
You sneeze a lot
C
You are sneeze

Slide 17 - Quiz

Welke gebeurt over regelmatig, maar niet per se nu? vraag 3:
A
Benny is always late
B
Benny is always lating
C
Benny always is late

Slide 18 - Quiz

Werkwoord = to ........
To Eat / To Dance / To Keep / To laugh / To fly

Slide 19 - Slide

iets dat nu gebeurt
am / is / are  + ING achter het werkwoord. Voorbeeld: He is eating
alleen het werkwoord + soms een S/ES/IES als het om He/She/It gaat. voorbeeld: She drinks milk
iets dat nooit gebeurt
iets dat altijd gebeurt
iets dat je automatisch doet, bijvoorbeeld ademen
Als het nu aan het regenen is

Slide 20 - Drag question

Hoe zeg je: Het regent altijd op mijn verjaardag: (to rain)

Slide 21 - Open question

Benjamin is planning his day, he is never late.
Welk antwoord is het meest waar?
A
Benjamin is nu te laat
B
Benjamin is altijd aan het plannen
C
Benjamin gaat niet meer te laat komen
D
Benjamin is nu aan het plannen

Slide 22 - Quiz

Nu nog een paar keer oefenen en dan zelf aan de slag
Signaal woorden: Woorden die vertellen wanneer iets gebeurt

Slide 23 - Slide

Vraag 7: Welk woord is het signaal woord: My dog is always happy to see me
A
my dog
B
always
C
to see
D
me

Slide 24 - Quiz

Vraag 8: Welk woord is het signaal woord: We are paying attention right now
A
We
B
Attention
C
Right Now
D
Right

Slide 25 - Quiz

Vraag 9: Welk woord is het signaal woord: He never comes back
A
He
B
never
C
comes
D
back

Slide 26 - Quiz

Vraag 10: Welk woord is het signaal woord: Are you doing something at the moment?
A
Are
B
You
C
doing somethin
D
At the moment?

Slide 27 - Quiz

Dus
Gebeurt het nu? Dan Am / Is / Are + werkwoord plus Ing.
Voorbeeld: We (to shout) at her now
We are shouting at her now

Gebeurt het nooit of regelmatig: Alleen Werkwoord, bij He/She/it + S
He writes every day / They play sport on Wednesdays

Slide 28 - Slide

In je boek / laptop
  1. Doe in je boek Opdracht 9 en 10 (pag 15/16).
  2. Als je klaar bent: Opdracht 6 (leesopdracht)
  3. Als je vragen hebt overleg met je buren, kom daarna naar mij.

Slide 29 - Slide

What did you learn today?

Slide 30 - Open question

Homework:
Assignment 9 + 10. 

Slide 31 - Slide