Over taal blok 1 mavo 1 Op niveau

Over taal blok 1
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Over taal blok 1

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende schooltaalwoorden
  • je begrijpt de betekenis van verschillende moeilijke woorden
  • je weet wat een synoniem is
  • je kent het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Slide 2 - Slide

Hoe vind jij de betekenis van een woord?

Slide 3 - Mind map

Waar denk je aan bij het woord woordraadstrategie?

Slide 4 - Open question

Trucjes om toch de betekenis van een onbekend woord te begrijpen!

Slide 5 - Slide

Luister naar het filmpje en zoek de 5 trucjes om een woordbetekenis te vinden.

Slide 6 - Slide

0

Slide 7 - Video

Synoniemen


Slide 8 - Slide

Woorden raden
Het kost soms veel moeite om een woord op te zoeken in het woordenboek. 

Slide 9 - Slide

Woordraad strategie Synoniem
Daarom is het soms handige om te kijken of er in de zin of in de tekst een woord staat wat bijna het zelfde betekent.

Slide 10 - Slide

Synoniem
Docent- leraar
Kapot - stuk
Opmerkelijk- opvallend

Betekenen ongeveer hetzelfde. Dit noem je synoniemen

Slide 11 - Slide

Synoniem voor schrijver is
A
Man
B
Auteur
C
Boek
D
lezen

Slide 12 - Quiz

Wat zijn synoniemen?
A
Woorden met meerdere betekenissen.
B
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
C
Woorden met maar één betekenis.
D
Tegengestelde woorden.

Slide 13 - Quiz

Wat is een voorbeeld van synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht

Slide 14 - Quiz

Voor die jeans moet je veel betalen.

Synoniem voor betalen:
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze

Slide 15 - Quiz

De leerlingen voeren veel klusjes uit.

Synoniem voor voeren uit:
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze

Slide 16 - Quiz

Uitdrukkingen zijn figuurlijk

Slide 17 - Slide

letterlijk / figuurlijk
Je kunt woorden letterlijk en figuurlijk gebruiken.

Gebruik je woorden letterlijk, dan bedoel je precies wat je zegt.

Gebruik je woorden figuurlijk, dan bedoel je iets anders. 
Je gebruikt een beeld om iets duidelijk te maken

Slide 18 - Slide

Wat een hondeweer!
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 19 - Quiz

De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 20 - Quiz

Je ziet zo een fragment uit een tv-programma. Wat zie je dus?
A
een stukje van het tv-programma
B
het begin van het tv-programma
C
het einde van het tv-programma
D
het hele tv-programma

Slide 21 - Quiz

0

Slide 22 - Video

Wat was nou de boodschap of grap van dit tv-fragment?

Slide 23 - Open question

Bedenk voorbeelden van synoniemen. Maar eerst een luisterfragment.

Slide 24 - Slide

0

Slide 25 - Video

Noem een aantal synoniemen die je gehoord hebt.

Slide 26 - Mind map

Synoniem voor crimineel is
A
onaardig
B
misdadig
C
agressief
D
enthousiast

Slide 27 - Quiz

Synoniem voor mengen is
A
weggooien
B
knoeien
C
mixen
D
regelen

Slide 28 - Quiz

Synoniem voor opmerkelijk is
A
normaal
B
gezien
C
bijzonder
D
merkloos

Slide 29 - Quiz

Aan de slag!

Slide 30 - Slide