Hfst 2 Wat een talent 2.5 Woorden

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands
(je boek en je laptop) 
Log alvast in. 


1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands
(je boek en je laptop) 
Log alvast in. 


Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Herhalen vorige les
Doel en uitleg deze les / samen oefenen
Maken en bespreken opdrachten
Afsluiting / minigame (bij goed gedrag)

Slide 2 - Slide

Hfst overzicht: Voor elkaar!
Les 1: Fictie
Les 2: Gedicht
Les 3: Lezen
Les 5: Woorden
Les 6: Spreken, kijken en luisteren
Les 7: Grammatica
Les 8: Spelling
Les 9 Media en onderzoek:  Daarna Toets Thema 2 

Slide 3 - Slide

2.3 Lezen  Doel: 
Ik kan de tekstdelen: indeling, kern en slot herkennen in een tekst. 
Ik weet hoe ik 'verkennend' kan lezen.

Ik weet wat synoniemen zijn 

Slide 4 - Slide

Leertekst

inleiding
kern
slot

Slide 5 - Slide

Leertekst: inleiding
  • de eerste alinea van de tekst
  • staat vaak apart van de rest van de tekst (dikgedrukt of groter dan de rest)
  • maakt duidelijk wat het onderwerp is. 

Slide 6 - Slide

Leertekst: kern
  • Het middenstuk
  • bestaat uit 2 of meer alinea's
  • Geeft meer info over het onderwerp 

Slide 7 - Slide

Leertekst: slot
  • Het einde, de laatste alinea
  • herhaalt het belangrijkste uit de tekst
    - samenvatting
    - tips

Slide 8 - Slide

Verkennend lezen
doel: is dat je dan al veel komt te weten over de tekst
Hoe?
  • lees de titel en de tussenkopjes
  • lees de inleiding en het slot
  • lees de opvallende woorden
  • bekijk de plaatjes en lees de tekst erbij
  • lees de informatie onder de tekst. 

Slide 9 - Slide

Inleiding
Kern
Slot
eerste alinea
middelste alinea's
laatste alinea
Vaak vetgedrukt
Herhaalt, vat samen, geeft tips

Slide 10 - Drag question

Verkennend lezen
Doel: is dat je dan al veel komt te weten over de tekst
Stel jezelf vragen: 
  • Wat is het onderwerp?
  • Wat weet ik al over dit onderwerp?
  • Wat voor een soort tekst is het? (recept, krantenbericht)
  • Wie is de schrijver?

Slide 11 - Slide

doel: Synoniemen
Ik weet wat een synoniem is. 

Synoniem: dit zijn woorden met dezelfde betekenis. 
Bladzijde en pagina
goed en juist en correct

Slide 12 - Slide

Waarom lees je een tekst eerst verkennend?
A
Omdat je dat leuk vindt.
B
Omdat je dan meer komt te weten over de tekst.
C
Omdat je dan al snel klaar bent.

Slide 13 - Quiz

werkwoordelijk gezegde
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 14 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Doel:
  • Je kent het WERKWOORDELIJK GEZEGDE;
  • Je kunt het WERKWOORDELIJK GEZEGDE benoemen.



Slide 15 - Slide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen



Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 16 - Slide

Vul maar in..
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit .......................... in een zin. De ............ hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde kan uit .................... werkwoord bestaan. Het woordje ..... en ............. horen ook bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 17 - Slide

Inleiding
Kern
Slot
Inleiding
Kern
Kern
Slot

Slide 18 - Drag question

Welke woorden zijn synoniemen van elkaar? Sleep de synoniemen naar de juiste plek.
merendeel
evenwicht
zorgeloos
grondig
gros
balans
onbekommerd
radicaal

Slide 19 - Drag question

synoniemen 
de lengte
blij
het plaatje
raar
plaats
plezierig
de breedte
de afbeelding
vrolijk
vreemd
ruimte
gezellig

Slide 20 - Drag question

Welke woorden zijn synoniemen van elkaar? Sleep de juiste (blauwe) synoniemen naar de (rode) woorden.
boos
chantage
gevangenis
cipier
Kwaad
Afpersing
Bajes
Gevangenisbewaarder

Slide 21 - Drag question

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 22 - Drag question

Ik
heb 
een boek
gekocht
lijdend voorwerp
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 23 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Alvaro
zit
met
zijn haar
te
spelen

Slide 24 - Drag question

Geef van de volgende uitspraken aan of ze WAAR of NIET WAAR zijn.
WAAR
NIET WAAR
A het werkwoordelijk gezegde bestaat uit maximaal één woord.
B De persoonsvorm hoort bij het werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde kan meer dan twee werkwoorden bevatten.
In een werkwoordelijk gezegde kunnen ook andere woorden voorkomen die geen werkwoord zijn.

Slide 25 - Drag question

Jorrit
wil
vanavond
een pizza
bestellen.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
Overig zinsdeel
werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Fatma
moet
hard
lachen

Slide 27 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Mara
moet
hard
lachen

Slide 28 - Drag question

Zelfstandig werken
Wat ga ik nu maken?:
2.3 en 2.5 behalve de samenwerkingsopdracht

Klaar? -> door met 2.7 (grammatica)



14.15 (quiz)
timer
15:00

Slide 29 - Slide

Bedankt voor jullie aandacht!
Ik leer ongeveer 15 nieuwe woorden.
Ik weet wat synoniemen zijn. 

Slide 30 - Slide