test T1 Organen en cellen lj3

Herhaling thema 1 Organen en cellen
1 / 48
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, tLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Herhaling thema 1 Organen en cellen

Slide 1 - Slide

lesplan
toets H1 28 september
practicum microscopie 21 september
samenvatting H1
herhaling hele H

Slide 2 - Slide

In de afbeelding is een orgaan van een mens getekend.
Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het verteringsstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 3 - Quiz

Welk orgaan is dit?
A
Maag
B
Long
C
Darmen
D
Lever

Slide 4 - Quiz


Met cijfer 4 wordt een nier aangegeven.
Is dit de linker nier
of de rechter nier?
A
Links
B
Rechts

Slide 5 - Quiz

Sommige cellen hebben een vacuole. Waarmee is zo'n vacuole gevuld?
A
Bladgroenkorrels
B
Chromosomen
C
Zuurstof
D
Vocht

Slide 6 - Quiz

Een cel van een waterlelie heeft een celkern
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

de groene bolletjes zijn:
A
kleurstofkorrels
B
zetmeelkorrels
C
bladgroenkorrels
D
celkernen

Slide 8 - Quiz

Bladgroenkorrels kunnen veranderen in kleurstofkorrels
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat zijn kleurstofkorrels
A
Plaatje 1
B
Plaatje 2
C
Plaatje 3
D
Of alle plaatjes

Slide 10 - Quiz


Als een tomaat rijp wordt, welke verandering vindt dan plaats?
timer
0:30
A
Zetmeelkorrels worden kleurstofkorrels
B
Bladgroenkorrels worden zetmeelkorrels
C
Kleurstofkorrels worden bladgroenkorrels
D
Bladgroenkorrels worden kleurstofkorrels

Slide 11 - Quiz

Je ziet hier heel duidelijk de bladgroenkorrels van een plant. Wat gebeurt er in deze bladgroenkorrels?
A
Hierin wordt het zonlicht opgevangen en krijgt de plant voedsel.
B
Hierin vindt fotosynthese plaats.
C
Hiermee ademt de plant.
D
Het is een stofje dat zorgt voor de mooie groene kleur van blad.

Slide 12 - Quiz

Wat is een organisme?

Slide 13 - Open question

Het volledig rijtje van levenskenmerken is:
Ademhalen, voeden, bewegen, waarnemen, reageren, uitscheiden, voortplanten, groeien en ontwikkelen
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Een organisme vertoont altijd alle levensverschijnselen
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Planten kunnen waarnemen en reageren
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Voeden, uitscheiden en ademhalen noem je ook wel...?

Slide 17 - Open question

Een weefsel is ...
A
.. een groep cellen met een bepaalde bouw en functie
B
.. een groep cellen met een bepaalde functie
C
.. een groep cellen met een bepaalde bouw
D
.. een groep cellen

Slide 18 - Quiz

Een orgaan is een deel van het lichaam..
A
.. opgebouwd uit dezelfde cellen
B
.. met een speciale functie
C
.. met één of meer speciale functies
D
.. opgebouwd uit één speciaal weefsel

Slide 19 - Quiz

Orgaanstelsels

Slide 20 - Mind map

Sleep de afbeelding naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-
stelsel
Spier
stelsel
beender
stelsel
bloedvaten
stelsel

Slide 21 - Drag question

Bij welk orgaanstelsel horen de hersenen?
A
het bloedvatenstelsel
B
het verteringsstelsel
C
het zenuwstelsel
D
het ademhalingsstelsel

Slide 22 - Quiz

Welk orgaan zorgt voor de scheiding tussen de borstholte en de buikholte?

Slide 23 - Open question

Middenrif
Buikholte
Borstholte

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

De microscoop

Slide 27 - Slide

Als je een microscoop wil tillen, waar pak je de microscoop?
A
Bij de tubus
B
Bij het statief
C
Bij de tafel
D
Bij de revolver

Slide 28 - Quiz

Bij een microscoop kijk je door het...
A
objectief
B
oculair
C
diafragma
D
tubus

Slide 29 - Quiz

Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?
A
beeld vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
scherp beeld
D
stevigheid

Slide 30 - Quiz

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht te regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten

Slide 31 - Quiz

Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 10×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x

Slide 32 - Quiz

Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?
A
Alleen een celkern
B
celkern en cytoplasma
C
celkern, cytoplasma en celmembraan
D
celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand

Slide 33 - Quiz

In de afbeelding hieronder zie je een?
A
plantenaardige cel
B
dierlijke cel
C
cel van een schimmel
D
cel van een bacterie

Slide 34 - Quiz

Plantencel
Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel

Slide 35 - Drag question

Een tomaat die rijp wordt verandert van kleur,
eerst is de tomaat groen en dan wordt hij rood.
Wat gebeurt er tijdens het rijpen?
A
Boskabouters spelen een spelletje
B
Er worden rode kleurstofkorrels gemaakt
C
bladgroenkorrels worden afgebroken
D
bladgroenkorrels veranderen in rode kleurstofkorrels

Slide 36 - Quiz

huiswerk
maken "test jezelf" en diagnostische toets H 1
volgende les: practicum microscopie

Slide 37 - Slide

Pantoffeldier

In de afbeelding is een pantoffeldiertje getekend. Een pantoffeldiertje is een eencellig organisme dat op grond van de bouw van de cel tot de dieren wordt gerekend.  
Vijf delen zijn:
1. Bladgroenkorrel;              3. Celmembraan;   
2. Celkern;                               4. Cytoplasma;               5. Celwand.

Welke van de genoemde delen komen voor bij een pantoffeldiertje?







Slide 38 - Slide

De gewone celdeling

In de afbeelding zijn vijf stadia van een gewone celdeling schematisch getekend.
                                   In welke volgorde komen deze stadia voor?
A 2 – 3 – 1 – 5 – 4.
B 4 – 5 – 2 – 1 – 3.
C 4 – 5 – 2 – 3 – 1.
D 5 – 4 – 3 – 2 – 1.












Slide 39 - Slide

De gewone celdeling
In een klas wordt een filmpje over een gewone celdeling vertoond. In een bepaalde cel liggen de chromosomen bij elkaar. Even later is te zien dat de chromosomen in die cel in twee groepjes liggen.
                                      Wat is er ondertussen in die cel gebeurd?
A De chromosomen zijn korter en dikker geworden.
B De chromosomen zijn langer en dunner geworden.
C De twee DNA-ketens van elk chromosoom zijn uit elkaar gegaan.
D Elk chromosoom heeft een tweede DNA-keten erbij gevormd

Slide 40 - Slide

De borstholte
In de afbeelding zijn enkele organen 
in het menselijk lichaam aangegeven 
met een letter. 
Ligt orgaan P vóór of achter orgaan R? 
Leg uit waaraan je dat kunt zien.  
Betrek in je antwoord van welke kant 
de tekening is gemaakt.












Slide 41 - Slide

De borstholte
Welk(e) van de organen P en R passeert 
(passeren) het middenrif? 
Leg je antwoord uit. 

Slide 42 - Slide

Tuinkerszaden
Jos en Pim doen een experiment met tuinkerszaden. Ze bedekken de bodem van twaalf glazen bakjes met vochtig filtreerpapier. Ze nummeren de bakjes 1 tot en met 12. In elk bakje leggen ze 400 tuinkerszaden. De bakjes 1 tot en met 6 zetten ze in een ruimte waarin voortdurend sigarettenrook wordt geblazen. De andere zes bakjes zetten ze in een ruimte zonder rook.
Alle andere omstandigheden zijn in beide ruimtes gelijk.

 Wat is de onderzoeksvraag van het experiment van Jos en Pim?


Slide 43 - Slide

Anthocyaan
Anthocyaan is een paarse kleurstof die voorkomt in bloemen van veel planten, bijvoorbeeld van de grote leeuwenbek.
De kleurstof bevindt zich in de vacuole van bloemcellen.


Welke letter geeft een plaats aan waar anthocyaan zich
bevindt?

Slide 44 - Slide

Anthocyaan


Een onderzoeker vermoedt dat veel anthocyaan in tomatensap kan helpen om een verhoogde bloeddruk te verlagen. Hij wil dit onderzoeken door patiënten met een verhoogde bloeddruk dagelijks tomatensap van paarse tomaten te laten drinken en het effect ervan te bestuderen.

Schrijf een duidelijk werkplan op voor dit onderzoek.



Slide 45 - Slide

Chromosomen
Van een kat bevatten bepaalde cellen per kern in totaal 19 verschillende chromosomen.
 Zijn deze cellen geslachtscellen of lichaamscellen?
 
Leg je antwoord uit.
 


Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Heb je nog andere vragen over thema 1 Organen en cellen?

Slide 48 - Open question