Formatief toetsen

Thema 2 Organen en cellen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 2 Organen en cellen

Slide 1 - Slide

Welke cel heeft cytoplasma?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 2 - Quiz

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 3 - Quiz

Wat voor type cel is hiernaast weergeven?
A
Dierlijke cel
B
Bacterie cel
C
Schimmel cel
D
Planten cel

Slide 4 - Quiz

Dierlijke cel
Plantencel
Vacuole
Celwand
Bladgroenkorrels

Slide 5 - Drag question

Hoe heet nummer 4?
A
Celkern
B
Vacuole
C
Bladgroenkorrels
D
Celwand

Slide 6 - Quiz

Welke organismen hebben cellen met een celwand?
A
Schimmels en dieren
B
Dieren en bacteriën en schimmels
C
Schimmels, bacteriën en planten
D
Alleen dieren

Slide 7 - Quiz

Hoe heet nummer 2?
A
Celkern
B
Celplasma
C
Celmembraan

Slide 8 - Quiz

Hoe heet nummer 3?
A
Celkern
B
Vacuole
C
Bladgroenkorrels
D
Celwand

Slide 9 - Quiz

Van groot
naar klein:
A
orgaan, organisme, orgaanstelsel, weefsel, cel
B
organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel
C
cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme
D
cel, orgaan, weefsel, orgaanstelsel, organisme

Slide 10 - Quiz


Welk orgaanstelsel wordt
hier weergegeven?
A
Beenderstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Ademhalingsstelsel
D
Verteringsstelsel

Slide 11 - Quiz

Sleep de afbeelding naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-
stelsel
Spier
stelsel
botten
stelsel
bloedvaten
stelsel

Slide 12 - Drag question

Waaruit is een weefsel opgebouwd?
A
Cellen en tussenstof
B
Organen
C
Orgaanstelsel
D
Organismen

Slide 13 - Quiz

Heeft een plant organen?


A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Welke organen heeft een plant?
A
celwanden, stengel, bladeren
B
wortels, stengel, bladeren en bloemen
C
wortels, vacuole, stengel en bloemen
D
Bladgroenkorrels, wortels en bloemen

Slide 15 - Quiz

Wat is een preparaat?
A
objectglaasje met iets kleins erop
B
dekglaasje met iets kleins eronder
C
objectglaasje met iets kleins erop en daarboven een dekglaasje
D
iets kleins met water en soms ook een kleurstof

Slide 16 - Quiz

Aan welk gedeelte pak je de microscoop vast?
A
tafel
B
tubus
C
statief
D
klemmen

Slide 17 - Quiz

Welk onderdeel van de microscoop zie je op deze afbeelding?
A
Oculair
B
Diafragma
C
Statief
D
Revolver

Slide 18 - Quiz

Wat is celdeling?
A
Vorming van nieuwe cellen
B
Vorming van nieuw DNA
C
Vorming van nieuwe erfelijke eigenschappen
D
Vorming van een nieuw leven

Slide 19 - Quiz

Een amoebe heeft trilhaartjes
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Het pantoffeldiertje in de afbeelding is...
3.
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos

Slide 21 - Quiz

Elke cel in een menselijk lichaam bevat hetzelfde DNA.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Kirsten zegt: in de cellen van een ui zit een celkern. Heeft Kirsten gelijk?
A
Ja, want alleen plantencellen hebben kern
B
Ja, want schimmels, planten- EN dieren hebben de cellen een kern
C
Nee, want alleen dierencellen hebben een kern
D
Nee, want de cellen in een ui hebben geen groene kleur

Slide 23 - Quiz

Welke plastiden/korrels zitten er NIET in het vlies van een rode ui?
Maar WEL in het blad?
A
Chloroplasten/ Bladgroenkorrels
B
Leucoplasten/ Zetmeelkorrels
C
Chromoplasten/ Kleurstofkorrels
D
Proplastiden/ Beginkorrels

Slide 24 - Quiz

Welke uitspraak over chromosomen is FOUT?
A
Chromosomen bestaan uit DNA
B
Chromosomen liggen in het cytoplasma
C
Een mens heeft 46 chromosomen per lichaamscel
D
Niet ieder dier heeft evenveel chromosomen

Slide 25 - Quiz