3.1 Wat zijn de kosten?

3.1 Wat zijn de kosten?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.1 Wat zijn de kosten?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Aan het einde van les ken ik de vier productiefactoren met de bijbehorende beloningen.

2. Aan het einde van de les kan ik in eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen vaste- en variabele kosten.

3. Aan het einde van de les kan ik de afschrijving berekenen.

Slide 2 - Slide

Productiefactoren
Om een stoel te kunnen maken, heb je een aantal "dingen" nodig. Deze dingen noemen we ook wel productiefactoren. We onderscheiden vier verschillende productiefactoren, namelijk:

  1. Kapitaal
  2. Arbeid
  3. Natuur
  4. Ondernemerschap

Slide 3 - Slide

Productiefactoren en beloningen
Tegenover de productiefactoren staat ook een beloning.

  1. Bij kapitaal is dat huur óf rente
  2. Bij arbeid is dat  loon
  3. Bij natuur is dat pacht
  4. Bij ondernemerschap is dat (hopelijk) winst

Slide 4 - Slide

Productiefactoren en beloningen
De beloning voor de productiefactor kapitaal is huur of rente.

Als je een gebouw bezit, kun je dan verhuren. Je ontvangt dan dus huur als beloning.

Als je geld leent om bijvoorbeeld machines te kopen, dan is er sprake van rente.

Slide 5 - Slide

Productiefactoren en beloningen
De beloning voor de productiefactor arbeid is loon.

Je ontvangt loon (salaris) als je voor een baas werkt. Daarom is loon ook de beloning voor de productiefactor arbeid.

Slide 6 - Slide

Productiefactoren en beloningen
De beloning voor de productiefactor natuur is pacht.

Pacht is een beloning voor het verhuren van een stuk grond.

Slide 7 - Slide

Productiefactoren en beloningen
De beloning voor de productiefactor ondernemerschap is winst.

Als ondernemer krijg jij de omzet min de kosten (zoals de inkoop, loon, stroom) uitgekeerd. Als dit een positief getal is, dan spreken we van winst.

Slide 8 - Slide

Productiefactoren = de middelen die je nodig hebt om iets te produceren.
Productiefactor
Beloning
Kapitaal (machines, gebouwen, voertuigen)
Rente + huur
Arbeid (alles wat mensen bij de productie doen)
Loon
Natuur (grond, bomen, grondstoffen, aardolie)
Pacht
Ondernemerschap (alles wat de ondernemer organiseert)
Winst

Slide 9 - Slide

Afschrijvingskosten
Afschrijving is de jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen.






Als een auto ouder wordt, wordt de auto minder waard. 
Dit heet afschrijving op de auto.

Slide 10 - Slide

Afschrijving
Formule:
(aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Wat betekenen nou die begrippen?

Slide 11 - Slide

Kostprijs 
Kostprijs = Hoeveel het kost om een product of dienst te maken.

Onder te verdelen in twee categorieën: 
  1. Vaste kosten
  2. Variabele kosten

Slide 12 - Slide

Vaste kosten
  • Kosten die niet meteen veranderen als je meer of minder gaat produceren.
  • Bijvoorbeeld de huur van je gebouw, loon van je vaste personeel, je kassa etc.

Slide 13 - Slide

Variabele kosten
  • Kosten die wel veranderen als je meer of minder gaat produceren.
  • Bijvoorbeeld de kosten van grondstoffen, bezorgkosten (benzine), salaris invalkrachten etc.

Slide 14 - Slide

Hoe bereken je de kostprijs per product?
Formule:
(totale vaste kosten + totale variabele kosten) : afzet*


*Afzet = aantal verkochte producten

Slide 15 - Slide

Opdrachten


Plusopdrachten of paragraafopdrachten verschilt per leerling!

Basis: 1 t/m 10
Kader: 1 t/m 9

Slide 16 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 17 - Slide

Leerdoelen
1. Aan het einde van les ken ik de vier productiefactoren met de bijbehorende beloningen.

2. Aan het einde van de les kan ik in eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen vaste- en variabele kosten.

3. Aan het einde van de les kan ik de afschrijving berekenen.

Slide 18 - Slide