Ma 28-11 - Herhaling H1 + 2.3 TJ

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Welkom 1B!

Start de LessonUp op!

We herhalen H1 en

we ronden 2.3 af

Zit je telefoon in de tas?

Quiz!

Je zegt niets voor

Je blijft in de LessonUp

Je antwoord vlot 

Wat is non-fictie?

1. Verzonnen
2. Niet-verzonnen

Wat is non-fictie?

1. Krant
2. Strip
3. Kookboek
4. Harry Potter

Realistische fictie:

1. Kan echt gebeuren, is verzonnen
2. Kan echt gebeuren, is niet verzonnen
3. Kan niet echt gebeuren, is verzonnen
4. Kan niet echt gebeuren, is niet verzonnen

Het onderwerp van de tekst

1. Staat letterlijk in de titel
2. Is waar de tekst overgaat
3. Staat niet in de tekst

De titel is ook een tussenkopje

1. Nee
2. Ja

Je kijkt naar de plaatjes, titels, bron en anders gedrukte woorden

1. Zoekend lezen
2. Studerend lezen
3. Nauwkeurig lezen
4. Verkennend lezen

Je leest elk woord precies.

1. Zoekend lezen
2. Studerend lezen
3. Nauwkeurig lezen
4. Verkennend lezen

Welk van deze woorden is geen samenstelling?

1. Tafeltennis
2. Fietstas
3. Bakfiets
4. Non-fictie

Wat is de persoonsvorm?

Ali heeft de taart gebakken

1. Ali
2. Heeft
3. De taart
4. Gebakken

Wat is de persoonsvorm?

1. Een zelfstandig naamwoord
2. Een werkwoord
3. Een hele zin
4. Een lidwoord

Wat is het onderwerp?
Je hebt Marie toch een cadeau gegeven?

1. Je
2. Hebt
3. Marie
4. Gegeven

(worden) je binnenkort opa?

1. Word
2. Wordt

Hij (bevinden) zich op verboden terrein.

1. Bevind
2. Bevindt

Je kent de gevoelens en gedachten.

1. Hoofdpersoon
2. Bijpersoon

Je weet goed hoe deze persoon eruit ziet

1. Hoofdpersoon
2. Bijpersoon

De Eiffeltoren in Parijs is een zeer vermoeiende klim omhoog.

1. Feit
2. Mening

Tekstverband?
Ik koop boter, kaas en eieren.

1. Tegenstelling
2. Opsomming

Signaalwoord?
Hij vindt ijs lekker en hij houdt ook van pudding.

1. Vindt
2. Lekker
3. En
4. Ook

Alle woorden in de tekst zijn belangrijk

1. Waar
2. Niet waar

Lesdoel

In deze paragraaf leer je:

• wat feiten en meningen zijn;
  
• feiten en meningen herkennen;
  
• de Moeilijkewoordenwijzer toepassen;
  
• het opsommend tekstverband herkennen.

Aan de slag!

Maak opdracht

Klaar?

Aan de slag met 2.3

Inhalen 

KGT: 1 t/m 8 - 10 t/m 16 - 17 t/m 24

GL: 1 t/m 14 - 16 t/m 20

Matthijs: 6, 11, 20 & 23

Klaar? 2.9 - 1 t/m 7

Vandaag

2.3 - Test jezelf (voldoende)