days & months & dates

Grammar - days & months
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammar - days & months

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Spelling
Op de afbeelding zie je hoe je de dagen in het Engels schrijft.

Let op: 
  • Altijd met een hoofdletter!
  • Haal dinsdag (Tuesday) en donderdag (Thursday) niet door elkaar.


Slide 3 - Slide

Let bij de maanden ook 
op hoofdletters!

Slide 4 - Slide

Rangtelwoorden

Slide 5 - Slide

Datum uitspreken





THE
RANGTELWOORD
OF
MAAND
THE
TWENTIETH
OF
APRIL

Slide 6 - Slide

zaterdag 2 februari




DAG
THE
RANGTELWOORD
OF
MAAND
Saturday
the
second
of
February

Slide 7 - Slide

maandag 1 maart




DAG
THE
RANGTELWOORD
OF
MAAND
Monday
the
first
of
March

Slide 8 - Slide

dinsdag 30 augustus




DAG
THE
RANGTELWOORD
OF
MAAND
Tuesday
the
thirtieth
of
August

Slide 9 - Slide

Hoe zeg je 31 augustus in het Engels?
A
Thirty-first of August
B
31th of August
C
August thirty-one
D
Thirty-one August

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vorm voor 14 februari?
A
February fourteenth
B
February 14th
C
Fourteenth of February
D
Fourteen February

Slide 11 - Quiz

Hoe zeg je 4 juli voluit in het Engels?
A
July 4th
B
July fourth
C
Fourth of July
D
Fourth July

Slide 12 - Quiz

Wat is de Engelse vertaling van 25 december?
A
Twenty-fifth of December
B
December twenty-five
C
Twenty-five December
D
25 of December

Slide 13 - Quiz

Hoe zeg je 1 januari voluit in het Engels?
A
One January
B
Jan 1st
C
January first
D
First of January

Slide 14 - Quiz

hoe zeg je:
zaterdag 2 augustus

Slide 15 - Open question

hoe zeg je:
dinsdag 28 oktober

Slide 16 - Open question

hoe zeg je:
woensdag 13 januari

Slide 17 - Open question

hoe zeg je:
donderdag 18 juni

Slide 18 - Open question

hoe zeg je:
zondag 21 mei

Slide 19 - Open question

hoe zeg je:
woensdag 13 januari

Slide 20 - Open question