Formuleren hoofdstuk 4

Lezen
timer
10:00
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Weekplanning
Formuleren: woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen

Tijdens deze les gaan we aan de slag met boektoets 2

Deadline inleveren boekopdracht 2 en creatief schrijven
Vandaag


Les 2, week 48


Les 3, week 48

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

  1. Huiswerk nakijken
  2. Formuleren hoofdstuk 4
  3. Samenwerken
  4. Zelf aan de slag

Slide 3 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Huiswerk nakijken
Waar?
Bladzijde 114

Welke opdracht?
Opdracht 1, 2 en 3.2





Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1

  • a handel en wandel: achtergronden; handelingen en gedrag
  • b willens en wetens: opzettelijk en bewust
  • c op stel en sprong: meteen; onmiddellijk
  • d reilen en zeilen: alles wat gebeurt
  • e de lusten en de lasten: de leuke en de minder leuke dingen
  • f wijd en zijd: overal

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
  • a tegen heug en meug: met grote tegenzin
  • b met huid en haar: volledig
  • c door schade en schande: door veel tegenslagen
  • d in kannen en kruiken: klaar
  • e groen en geel: heel erg
  • f kind noch kraai: helemaal niemand 
  • g Bepakt en bezakt: met (veel) bagage
  • h hoog en droog: veilig en wel    

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3.2
  • 1 onderscheid: verschil
  • 2 emigreerde: verhuisde
  • 4 goudmijn: iets wat voordeel oplevert
  • 5 potentiële: mogelijke
  • 7 tot dusver: tot die tijd
  • 8 bleef uit: liet op zich wachten
  • 11 monopolie: alleenrecht
  • 13 stond symbool voor: was een teken van
  • 14 logo: beeldmerk; beeld en/of tekst waaraan je een merk, bedrijf enz. herkent
  • 15 trend: mode
  • 16 geïntroduceerd: op de markt gebracht
  • 17 won terrein: had succes
  • 20 postuur: figuur
  • 22 formele: officiële; plechtige
  • 23 twisten: ruziën
  • 24 als gegoten zit: goed past

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Filmpje NN: woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vragen?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Uitwisselen van opdracht
Waar? 
Bladzijde 123

Welke opdracht?
Opdracht 3

Wat moet ik doen als ik al klaar ben?
Je leest dan in je fictieboek



timer
7:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Waar? 
Bladzijde 122-123

Welke opdracht?
Opdracht 1 en 4

Wat moet ik doen als ik al klaar ben?
Je leest dan in je fictieboek



timer
7:00

Slide 11 - Slide

This item has no instructions