This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Industrie en samenleving
paragraaf 5.1
Slide 1 - Slide
Deze les
Wat?
Hoe?
Tijd?
dit hoofdstuk?
klassikaal
5 minuten
uitleg 5.1
klassikaal
15 minuten
check
klassikaal
10 minuten
werken aan po
zelfstandig
10 minuten
Slide 2 - Slide
Industriële Revolutie
Slide 3 - Mind map
aan het eind van deze les
kun je uitleggen hoe verschillende uitvindingen hebben gezorgd voor de industriële revolutie
kun je verklaren hoe industrialisatie heeft gezorgd voor urbanisatie
weet je wat de omstandigheden waren van de arbeiders
kun je uitleggen waarom de omstandigheden lange tijd niet verbeterden
Slide 4 - Slide
Samenleving
1800: grotendeels landbouwsamenleving
1900: industriële samenleving
oorzaak : nieuwe machines nemen werk over op platteland + nijverheid
Slide 5 - Slide
Technologie
Boeren werken in huisnijverheid in winter
Kunnen vraag naar kleding niet bijbenen
Gevolg: zoektocht naar snellere productiemethoden
Schietspoel: sneller weven (1733, John Kay)
Spinning Jenny: sneller garen spinnen (1764, James Hargreaves)
Waterframe: spinmachine op waterkracht (1767, Richard Arkwright)
Waterframe is te groot voor huisnijverheid --> ontstaan fabrieken
Slide 6 - Slide
Schietspoel 1733
Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.
Slide 7 - Slide
Spinning Jenny
1764
Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen
Slide 8 - Slide
Het Waterframe
Richard Arkwright
Door de spinning jenny op een waterrad aan te sluiten, werd de huisnijverheid overbodig en ontstonden de eerste fabrieken -> de huisnijverheid verdwijnt.
Slide 9 - Slide
Stoommachine(!)
rond 1764
De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet
De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.
Slide 10 - Slide
Industrie
1781: James Watt verbetert stoommachine --> toepassing kledingindustrie
Groeiende vraag naar arbeiders voor fabrieken
Gevolg: ontstaan fabriekssteden (Liverpool, Manchester, dicht bij mijnen) --> urbanisatie
Gebrek aan sociale wetten zorgen voor verschrikkelijke arbeids- en woonomstandigheden
Slide 11 - Slide
Fabriekssteden
Kapitalisme: winst maken
Fabriekseigenaren willen zo goedkoop mogelijk produceren
Gevolg: lage arbeidslonen, geen investeringen in veiligheid
Daarnaast: géén wetten om de arbeiders te beschermen
Door een overschot aan arbeiders en tekort aan werk konden zij geen eisen stellen...
Slide 12 - Slide
omstandigheden
12-urige werkdag
kleine arbeiderswoningen > vies
ziekte-uitbraken
geen schoon drinkwater
Slide 13 - Slide
Wat is de industriële revolutie?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
B
De trek van het platteland naar de stad
C
De overgang van werken met de hand naar werken met machines
D
Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.
Slide 14 - Quiz
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.
Slide 15 - Quiz
Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was
Slide 16 - Quiz
Waar leefde de meeste mensen voor de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken
Slide 17 - Quiz
In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 18 - Quiz
Sociale wetten zijn ...
A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.
Slide 19 - Quiz
Zet de begrippen bij de juiste periode (vóór de industriële revolutie of industriële revolutie)?
Industriële revolutie
vóór de industriële revolutie
fabrieken
huisnijverheid
landbouw
stoommachine
slechte werkomstandigheden
stad
platteland
Slide 20 - Drag question
⇒Wat was een gevolg van de industrialisatie in Nederland?
A
een afname van de stedelijke bevolking
B
een toename van het aantal fabrieksarbeiders
C
het verdwijnen van de landbouw
D
een toename van de huisnijverheid
Slide 21 - Quiz
Drie uitvindingen:
1. Spinning Jenny 2. Schietspoel 3. Stoommachine van James Watt
⇒Wat is de juiste volgorde? Let op: van vroeg naar laat
A
1-3-2
B
3-2-1
C
2-1-3
D
2-3-1
Slide 22 - Quiz
Het loon van de arbeiders was laag.
⇒Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?
De fabrikant wil zo veel mogelijk winst maken.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 23 - Quiz
⇒Vul aan: Urbanisatie is ...
A
de groei van steden, doordat mensen van het platteland naar de stad verhuizen.
B
de groei van steden, waarna mensen vanuit de stad naar het platteland verhuizen.
C
de groei van steden, doordat mensen in de fabrieken willen werken.
D
de groei van het platteland, doordat mensen niet meer in de vieze arbeiderswijken willen
wonen.