This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
1. De Industriele Revolutie in Engeland
Slide 1 - Slide
Overgang van huisnijverheid naar machinale productie in fabrieken.
A
Agrarische Revolutie
B
Demografische Revolutie
C
Industriële Revolutie
D
Technische revolutie
Slide 2 - Quiz
De agrarische revolutie is een gevolg van de industriële revolutie.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quiz
Verandering op het gebied van landbouw. Waardoor een kleine groep boeren meer voedsel produceerden.
A
Agrarische Revolutie
B
Demografische Revolutie
C
Industriële Revolutie
D
Technische revolutie
Slide 4 - Quiz
Wat hoort er niet bij de agrarische revolutie?
A
Er kwam meer landbouwgrond beschikbaar
B
Uitvinding van kunstmest
C
De landbouwgrond werd efficiënter gebruikt
D
De kindersterfte nam af
Slide 5 - Quiz
Wat was GEEN oorzaak van de agrarische revolutie?
A
Bevolkingsgroei
B
Werkloosheid op het platteland
C
Stijging van de arbeidsproductiviteit
D
Te weinig arbeiders voor de fabrieken
Slide 6 - Quiz
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Agrarische revolutie
Slide 7 - Quiz
Je kan de agrarische revolutie een ‘revolutie’ noemen. Welk aspect hoort daar NIET bij?
A
Mensen trokken niet langer rond
B
Hun middelen van bestaan veranderde volledig
C
Ze namen de voedselproductie in eigen hand
D
Het was een snelle ingrijpende verandering
Slide 8 - Quiz
Wat is een overeenkomst tussen de agrarische en de industriële revolutie? (1)
A
Stroomkracht speelde een grote rol in beide revoluties.
B
De revoluties kwamen allebei op gang door plannen van eenvoudige werklui.
C
Grote investeringen van ondernemers waren erg belangrijk voor beide revoluties.
D
Beide revoluties begonnen in de omgeving van grote steden, zoals Londen.
Slide 9 - Quiz
Wat is mechanisering?
A
spierkracht wordt vervangen door machines
B
De machines worden vervangen door computers.
Slide 10 - Quiz
Waardoor was er minder werk op het platteland?
A
te weinig geld
B
slechte oogst
C
mechanisering
D
dieren gingen dood
Slide 11 - Quiz
Juist of onjuist: Dankzij de enclosures ontstonden gemeenschappelijke gronden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Wat zijn enclosures?
A
Omheinde gebieden voor het vee
B
Gevangenissen van de Franse koning
C
Dammen in de rivieren
D
Grote samengevoegde stukken landbouwgrond
Slide 13 - Quiz
Wat is geen gevolg van de toepassing van de stoommachine in de textielindustrie?