TH1: Grammatica: Werkwoordelijk gezegde

Welkom 1B!
Voor in de agenda:
Vrijdag 19 februari: repetitie grammatica!
(leerstof staat in Magister)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1B!
Voor in de agenda:
Vrijdag 19 februari: repetitie grammatica!
(leerstof staat in Magister)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Ik kan de persoonsvorm (pv) van een zin aanwijzen.
- Ik kan een zin in zinsdelen verdelen.
- Ik kan het onderwerp (ow) van een zin aanwijzen.
- Ik kan het werkwoordelijk gezegde (wg) van een zin aanwijzen.

Slide 2 - Slide

Wat is de pv van de volgende zin?

Pedro heeft gisteren heerlijk geschaatst.
A
Pedro
B
heeft
C
gisteren
D
geschaatst

Slide 3 - Quiz

Welke verdeling in zinsdelen is juist?

Pedro heeft gisteren heerlijk geschaatst.
A
Pedro / heeft / gisteren heerlijk / geschaatst.
B
Pedro heeft / gisteren / heerlijk / geschaatst.
C
Pedro / heeft / gisteren / heerlijk / geschaatst.
D
Pedro / heeft / gisteren / heerlijk geschaatst.

Slide 4 - Quiz

Wat is het ow van de volgende zin?

Pedro heeft gisteren heerlijk geschaatst.
A
Pedro
B
heeft
C
gisteren
D
geschaatst

Slide 5 - Quiz

Wat zijn alle werkwoorden in de volgende zin?

Pedro heeft gisteren heerlijk geschaatst.
A
heeft heerlijk geschaatst
B
heeft
C
heeft geschaatst
D
geschaatst

Slide 6 - Quiz

Zinsontleding
- De persoonsvorm (pv) vind je ...
       ... met de vraagproef
       ... met de tijdproef
       ... met de getalproef
- De zinsdelen bepaal je met de zinsdeelproef
- Het onderwerp (ow) vind je met de vraag:
      wie/wat + pv ?


Slide 7 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde (wg)
- Bestaat uit alle werkwoorden in de zin, dus óók de pv
- Zegt wat het onderwerp 'doet' of 'overkomt'
- Bestaat soms uit splitsbare werkwoorden
- Soms met de woorden 'aan het' of 'te'


Slide 8 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde (wg)
Het ijs op het Drontermeer (ow) / heeft / een diepzwarte kleur.
pv =    heeft
wg =   heeft

Morgen / willen / Dinthe en Esra (ow) / ook / gaan schaatsen.
pv =     willen
wg =    willen gaan schaatsen


Slide 9 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde (wg)
Die oude man (ow) / is / de hele dag / aan het schaatsen.
pv =    is
wg =   is aan het schaatsen

Wanneer / bind / jij (ow) / de ijzers / weer / onder?
pv =     bind
wg =    bind onder (want het hele ww is onderbinden)


Slide 10 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) van de volgende zin?

De kinderen (ow) / willen / vanmiddag / weer / naar de ijsbaan.

Slide 11 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) van de volgende zin?

Na het weekend / zal / het ijs (ow) / snel / verdwijnen.

Slide 12 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) van de volgende zin?

Zijn / de eerste voorjaarsbloemen (ow) / al / gaan bloeien?

Slide 13 - Open question

En nu jij!
Maak Nieuw Nederlands >
 H3 > Taalverzorging > Werkwoordelijk gezegde

Deze opdrachten zijn huiswerk voor dinsdag 16 februari.

Slide 14 - Slide