Thema 1 - Leren werken - Taak C

Instaptaal
Thema 1
Taak C I Ik stel mezelf voor
les 1
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Instaptaal
Thema 1
Taak C I Ik stel mezelf voor
les 1

Slide 1 - Slide

Doel van vandaag
Aan het eind van deze les​ : 

-weet ik hoe je jezelf voorstelt aan je leidinggevende of collega;
- weet ik hoe je een praatje maakt op het werk of stage;
weet ik wat een actieve gesprekshouding is 




Slide 2 - Slide

Kennismaken
je stelt jezelf voor aan mensen die je voor het eerst ontmoet.


Als je voor het eerst begint op stage of werk ken je jouw leidinggegevende en collega's nog niet. Je maakt dan kennis met elkaar.

Slide 3 - Slide

Aan wie heb je jezelf wel eens moeten voorstellen?

Slide 4 - Open question

Waarom is het belangrijk dat je jezelf voorstelt?

Slide 5 - Open question

Wat vind jij spannend aan jezelf voorstellen?

Slide 6 - Open question

Uitleg opdracht
Je krijgt zo een fragment te horen en daarna krijg je er deze vragen over:

1. Wat vind je goed gaan tijdens de kennismaking tussen meneer van Beek en Kim?
2. Waarom zegt Kim 'u' en niet 'je' tegen meneer Van Beek?
3. Wat zou Kim beter kunnen doen als zij kennismaakt met Aysel? Schrijf een tip op.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Opdracht 1
Beantwoord de vragen op blz. 37 van je boek

Slide 9 - Slide

Uitleg I Jezelf voorstellen
Jezelf voorstellen doe je op de volgende manier : 

- Kijk de ander aan.
- Geef de ander een hand.
- Noem duidelijk je naam.
- Vertel wat je komt doen. 

Luister goed wanneer de ander zijn naam noemt, het is belangrijk om deze te onthouden.

Slide 10 - Slide

Opdracht 2
We bekijken het voorbeeld op blz 38
Daarna mag je opdracht 2a en 2b maken (38-39)

Bedenk vast hoe jij je dadelijk gaat voorstellen. 

Opdracht 2c maken we zo samen. 

Slide 11 - Slide

Uitleg I Een praatje maken
Een praatje maken = een kort gesprek voeren met elkaar
de openingsvraag = de eerste vraag
de vervolgvraag = een vraag die je stelt, omdat je meer wilt weten over het antwoord dat iemand gegeven heeft.
vraagwoorden  =  wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe.
Een praatje maken

Slide 12 - Slide

Opdracht 3
Je gaat kijken en luisteren naar twee fragmenten waarin twee collega's een praatje maken.

- Waar gaat het praatje over?
- Welke openingsvraag wordt er gesteld? 
- Welke vervolgvraag kan de collega stellen na het laatste antwoord? 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Opdracht 4
Beantwoord de vragen op op blz 44, 45 en 46

Slide 15 - Slide

Uitleg I Passend taalgebruik
Soms zegt een leidinggevende dat je geen 'u' of 'meneer' hoeft te zeggen. Dan kun je die persoon met 'je' of 'jij' en de voornaam aanspreken.
Passend taalgebruik

Slide 16 - Slide

Opdracht 4
Beantwoord de vragen op op blz 41 en 42 

Slide 17 - Slide

Uitleg I Een actieve gesprekshouding
Een actieve gesprekshouding

Slide 18 - Slide

Opdracht 5
Je gaat kijken en luisteren naar twee fragmenten waarin twee collega's een praatje maken.

- Welke openingsvraag wordt er gesteld?
- Hebben de collega's een actieve gesprekshouding?
- Welke vervolgvraag kan de collega stellen?

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Opdracht 5
Beantwoord de vragen op op blz 47 en 48 

Slide 21 - Slide