Starttaal Instap deel B Thema 1 taak C + herhaling stagewoorden

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

TAAK C

Ik stel mezelf voor

Hoe zit je er vandaag bij?

😒🙁😐🙂😃

welke dag en datum is het vandaag?

Welke dagen noemen we "weekend"?

Welk seizoen is het nu?

1. Winter
2. Zomer
3. Herfst
4. Lente

Vorige lessen

- Je leerde woorden die te maken hadden met stage en werk

- Welke sectoren er zijn

Wat weet je nog?

Even opfrissen

woorden over stage en werk

Wat betekent: externe stage?

1. Stage op school
2. Stage buiten school
3. Een bijbaan
4. Werk na school

Wat betekent: collega?

1. Een persoon die bij hetzelfde bedrijf werkt
2. Iemand die hetzelfde beroep heeft
3. Iemand die dezelfde opleiding volgt
4. Iemand met een col-trui

Hoe is het woord goed geschreven?

1. Stagedosent
2. Stagedocent
3. Stagendocent
4. Stagedosent

Hoe is het woord goed geschreven?

1. Stagecontract
2. Stagekontrakt
3. Staagecontrakt
4. Stagecontrect

Inleiding + fragment (blz 36/37)

Opdracht 1 d.
1 Wat gaat goed tijdens de kennismaking met meneer van Beek?

Opdracht 1d

2. Waarom zegt Kim 'u'en niet 'je' tegen meneer van Beek?

3. Geef een tip voor de
kennismaking met Aysel

Noem 4 dingen waar je op moet letten wanneer je je voorstelt aan iemand:

Kijk naar het volgende filmpje en beantwoord daarna de vraag:

Wat gaat er allemaal mis in dit filmpje tijdens het voorstellen?

Wat hoorde anders in het filmpje?

Opdracht:

1 Stel jezelf voor

2 Stel een vraag

3 Stel een vervolgvraag

Let op:

A - Gebruik formeel taalgebruik (u)

B - Actieve gesprekshouding

C - Gesprek valt niet stil

Opdracht 3

Een praatje maken

Kijk naar het fragment

- beantwoord de vragen

PRAATJE 1

PRAATJE 2

Praatje maken (blz 40)

Wat is een goede openingsvraag op je stage aan een collega?

Leila: 'Wat ga je dit weekend doen?'
Max: 'Ik ga voetballen'.
Max: Sport jij ook?
Wat is de vervolgvraag?

1. Wat ga je dit weekend doen?
2. Ik ga voetballen.
3. Sport jij ook?
4. Wat is de vervolgvraag?

'Ik werk hier nu 5 maanden'
Bedenk een vervolgvraag

'Vandaag lunch ik niet.'
Bedenk een vervolgvraag

'Ik neem de lift. Lopen kan ik nu niet.'
Bedenk een vervolgvraag

Samen lezen

Numo:

Werken aan de doelen.

Opdracht 5:

Lees de vragen over de fragmenten:

Beantwoord nu vraag 5b in je boek

1. Welke openingsvraag wordt er gesteld?

2. Hebben de collega's een actieve gesprekshouding?

1. JA
2. NEE

UITLEG

Waarom is het geen actieve gesprekshouding?

3. Welke vervolg-vraag
kan Martijn stellen?

Opdracht 5c: actieve gesprekshouding 2

Lees de vragen over de fragmenten en kijk naar filmpje 2:

1. Welke openingsvraag wordt er gesteld?

2. Hebben de collega's een actieve gesprekshouding?

1. JA
2. NEE

UITLEG

Waarom is het geen actieve gesprekshouding?

3. Welke vervolg-vraag
kan JIP stellen?

Extra opdracht

Extra opdracht: 

In gesprek met een collega(blz 48 - 51)

 - Vul eerst het informatieblad over jezelf in. 

- Maak opdracht c t/m g samen

- De docent maakt tweetallen voor deze opdracht

- Maak opdracht h alleen

Een praatje in de pauze

1 Lees het gespreksonderwerp

2 Bedenk een vraag voor je collega

3 Luister naar het antwoord

4 Stel een vervolgvraag

Let op:

A - Gebruik formeel taalgebruik (u)

B - Actieve gesprekshouding

C - Gesprek valt niet stil

Leerdoelen Taak C (blz. 52)

Ik kan een openingsvraag stellen

Ik kan een vervolgvraag stellen

Ik kan een actieve gesprekshouding aannemen

Ik kan een praatje maken op het werk

Ik kan mijzelf voorstellen

Hallo, ik ben Maya Jansen, 15 jaar en zou hier graag stage lopen.

Mijn weekend was leuk. Ik had een bruiloft van mijn tante. En wat heb jij gedaan?

O, echt waar? Dat klinkt heel interessant!

Hoe lang werk jij hier al?

Wat leuk. En welke school/opleiding heb jij gevolgd?

Maak de zin af...

Volgende week woordentoets (2)

Leer de woorden van je blad

- Begrijp de woorden

- Schrijf de woorden juist

Slotvraag:
Hoe goed kun jij een formeel praatje maken met een collega of een onbekende?

010