Tijdvak 2 - De ontwikkeling van het jodendom en christendom




Tijdvak 2: Grieken en Romeinen.
Tijdvak 2: Grieken en Romeinen
KA het ontwikkeling van het jodendom en christendom

1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson




Tijdvak 2: Grieken en Romeinen.
Tijdvak 2: Grieken en Romeinen
KA het ontwikkeling van het jodendom en christendom

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Beginsituatie

Slide 4 - Slide

Romeinse religie


Eerst: polytheïsme (overgenomen van Grieken, andere namen voor Goden). Geloven in meerdere (natuur)goden.
.

Slide 5 - Slide

Ontstaan van Jodendom ?
--> Het Jodendom is ongeveer 3500  v.C. ontstaan
--> Het ontstond in het gebied wat wij kennen als Israël/Palestina
--> Het Jodendom was uniek: Het was de eerste monotheïstische religie.
--> Het Jodendom heeft geen echte stichter. De eerste stamvader van het Joodse geloof is Abraham.

Slide 6 - Slide

k.a. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten. 
  • het centrum van het Jodendom was de tempel in Jeruzalem.
  • Het gebied waar de joden woonden werd een Romeinse provincie.
  • in 66 na Chr, komt er en grote Joodse opstand tegen de Romeinen. 
  • Joden worden vanaf dan verjaagd uit hun gebied. (diaspora)

Slide 7 - Slide

Christendom

Slide 8 - Slide

Ontstaan christendom




  • Christendom is ontstaan uit   het  jodendom.
  • Joden verwachten een verlosser. Volgens het christendom was dat Jezus.
  • Jezus werd geboren in het jaar 0.
  • Jezus Christus is volgens de christenen de zoon van God.  
  • Zijn verhaal staat in de Bijbel. (nieuwe testament)
  • Jezus wordt in 33 na Chr. veroordeeld en gekruisigd.

Slide 9 - Slide

Verspreiding
  • Na de dood van Jezus wordt de boodschap van Jezus verspreid door zijn volgelingen.
  • Ze worden streng vervolgd door de Romeinen.
  • Het christendom blijft groeien in de steden, met name onder de armen, vrouwen en slaven.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

KA'en over christendom
tijdvak 2:
ontstaan jodendom en christendom als eerste monotheïstische godsdiensten
tijdvak 3:
verspreiding van het christendom in geheel Europa
tijdvak 4:
De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten

Slide 13 - Slide

jodendom en christendom
vul je schema eventueel verder aan.

Slide 14 - Slide

4

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Check!

Slide 17 - Slide

Vorige lessen:
- De Griekse stadsstaten
- De Grieks- Romeinse vormentaal
- het Romeinse imperium

Slide 18 - Slide

Deze opdracht gaat over romanisering.

Wat is GEEN voorbeeld van romanisering?
A
Een Bataafse militair gelegerd in Noord-Engeland schrijft in het Latijn een brief aan zijn vader.
B
Een Friese handelaar koopt in Nijmegen potten met Romeins muntgeld om deze ten noorden van de grens weer te verkopen.
C
Een Germaanse vrouw gaat wekelijks naar het badhuis in Mosa Traiectum om een middag te ontspannen.
D
Een Keltische bard (een zanger) zingt liederen over de heldendaden van Keltische helden van vroeger.

Slide 19 - Quiz

Het overnemen van de Grieks-Romeinse cultuur door andere volkeren noemen we:
A
Pax Romana
B
Romanisering
C
Vergrieksing
D
Hellenisering

Slide 20 - Quiz

Wat is romanisering?
A
Het overnemen van de Romeinse cultuur door overwonnen volken.
B
Een tijd van rust en vrede voor het Romeinse rijk
C
Het vereren van de Romeinse keizer
D
Het veroveren van Romeins gebied

Slide 21 - Quiz

Wat was de belangrijkste vorm van verspreiding van de Griekse cultuur onder Alexander de Grote?
A
Hellenisering van veroverde gebieden
B
Vernietiging van lokale culturen
C
Beperking van culturele uitwisseling
D
Bevordering van inheemse tradities

Slide 22 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Waar is dit een voorbeeld van?
A
Griekse vormentaal
B
Romeinse vormentaal
C
Mengeling van beide

Slide 23 - Quiz

Wat is een Oligarchie?
A
Een handelaar in olie.
B
Een regeringsvorm waarbij burgers politieke inspraak hebben.
C
Een regeringsvorm waarbij de Adel aan de macht is
D
Een regeringsvorm waarbij alle macht in handen is van een kleine groep mensen

Slide 24 - Quiz

Welk KA hoort bij deze afbeelding?
Kenmerkende aspecten:
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 25 - Quiz

Welk KA hoort bij deze afbeelding?

A. De Griekse wetenschap en politiek
B. De klassieke vormentaal
C. De groei van het Romeinse imperium
D De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 26 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Waar is dit een voorbeeld van?
A
Griekse vormentaal
B
Romeinse vormentaal
C
Mengeling van beide

Slide 27 - Quiz

Wat is een polis?
A
Een Griekse provincie
B
Een Griekse stad buiten Griekenland
C
Een stad met een eigen bestuur
D
Een Griekse burger in de politiek

Slide 28 - Quiz