10.1 t/m 10.4

H10(deel 2): Grafieken & Vergelijkingen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with text slides and 11 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H10(deel 2): Grafieken & Vergelijkingen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

9.1: Assenstelsels & grafieken
Herh - Assenstelsels & grafieken
Korte herhaling uit eerdere jaren

Slide 3 - Slide

9.1: Assenstelsels & grafieken
herh - Assenstelsels & grafieken

Slide 4 - Slide

9.1: Assenstelsels & grafieken
Herh - Assenstelsels & grafieken

Slide 5 - Slide

9.1: Assenstelsels & grafieken
Herh. Assenstelsels & grafieken

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

9.1: Assenstelsels & grafieken
10.1 - Bijzondere grafieken

Slide 11 - Slide

9.2: Bijzondere grafieken
  • Welke variabelen staan hier bij? 
  • Welke grafiek loopt horizontaal? 
  • Rode lijn: is de y-waarde altijd 2, dus  
     de formule is y = 2 
  • Welke grafiek loopt verticaal? 
  • Hierbij is de x-waarde altijd 3, dus  
    de formule is x = 3 
  • Wat is bijzonder aan de x en y- waarden van de blauwe grafiek?
  • Hint: Als de x = 0, dan is de y = 0. Dus gaat door (0,0) 
  • Hij gaat ook door (1,1), (2,2), etc. Dus de x en y zijn gelijk. Dan is de formule x = y.

Slide 12 - Slide

10.1: Bijzondere grafieken
Formule rode grafiek: y = 2
Formule groene grafiek: x = 3
Formule blauwe grafiek: y = x

Bijzondere grafieken: 
  1. Horizontale grafiek: y = getal
  2. Verticale grafiek: x = getal
  3.  Stijgende grafiek door O(0,0), (1,1), (2,2), etc: y = x

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

9.1: Assenstelsels & grafieken
10.2 - Som- en verschilgrafiek

Slide 15 - Slide

9.3: Som- en verschilgrafiek
huurprijs in euro = 25 +   12,50a
huurprijs in euro =  15 +    7,50a  +
huurprijs in euro = 40 + 20,00a
40
Tel de begingetallen bij elkaar op. 25 + 15 = 40
Opa betaalt immers beide begingetallen, ofwel beide starttariefen.
20,00a
Gelijke variabelen kun je bij elkaar optellen:
12,50a + 7,50a = 20,00a
Je telt dus beide richtingscoefficienten bij elkaar op.
Opa betaalt immers ook de kosten per dag.

Electrische fiets: huurprijs in euro = 25 + 12,50a  
Gewone fiets: huurprijs is euro = 15 + 7,50a  
a = aantal dagen  
Opa betaalt beide fietsen, moeten we dan de som of het verschil gebruiken?





De grafiek van de laatste formule heet de somgrafiek.

Slide 16 - Slide

9.3: Som- en verschilgrafiek
  • Wat is som en verschil?
  • Je kunt ook de som en het verschil uitrekenen van 2 formules met dezelfde variabelen.
  • Stel je gaat fietsen huren. Er zijn 2 typen fietsen, een electrische fiets en een gewone fiets. De huurprijs van de fietsen is:   
    Electrische fiets: huurprijs in euro = 25 + 12,50a  
    Gewone fiets: huurprijs is euro = 15 + 7,50a  
    Hierin is a het aantal dagen dat je de fiets huurt.  
Weet je nog? 
som = optelling
verschil = aftrekken

Je kunt ook de som en het verschil uitrekenen van 2 formules met dezelfde variabelen.


Stel je gaat fietsen huren. 
Er zijn 2 typen fietsen, een electrische fiets en een gewone fiets. 
De huurprijs van de fietsen is:   

Electrische fiets: huurprijs in euro = 25 + 12,50a  
Gewone fiets: huurprijs is euro = 15 + 7,50a  
Hierin is a het aantal dagen dat je de fiets huurt.  

Slide 17 - Slide

9.3: Som- en verschilgrafiek

Hans wil een tent huren.
Hij vraagt zich af wat het prijsverschil is tussen tent 1 en tent 2.
Formule tent 1: huurprijs in euro = 80 + 250w
Formule tent 2: huurprijs in euro = 20 + 270w
w: tijd in weken
Maak de verschilformule tent 1 - tent 2


                             huurprijs in euro = 80 + 250w         
                     huurprijs in euro = 20 + 270w -
                     huurprijs in euro = 60 - 20w

Slide 18 - Slide

10.2: Som- en verschilgrafiek
tent 1: huurprijs in euro = 80 + 250w
tent 2: huurprijs in euro = 20 + 270w
tent 1 - tent 2: huurprijs in euro = 60 -   20w
  • Teken de verschilgrafiek tent 1 - tent 2
  • Wat betekent de verschilgrafiek?
  • Na hoeveel weken zijn de tenten even duur?
  • Welke tent is goedkoper.
w: tijd in weken

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Aan de slag
10.2 Opgave 12/14/15/17/18/20

NETJES in je schrift/werkboek met potlood en lineaal!
Huiswerk voor donderdag.

Slide 22 - Slide

10,3 - Vergelijkingen oplossen met de balansmethode
Hoe zat het ook al weer?

Slide 23 - Slide

Uitleg
  • Vergelijkingen oplossen.
  • Vergelijking zien als een balans.


4b + 12    =     36

36-12 = 24.        24: 4 = 6.         b=6

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

AAN DE SLAG
Extra uitleg LessonUP
10.3 Opgave 24 t/m 35
NETJES in je schrift/werkboek met potlood en lineaal!

Slide 26 - Slide

9.4: Balansmethode
Met de balansmethode kun je vergelijkingen oplossen
Ofwel: je kunt in de vergelijking 5a + 2 = 22 vertellen 
hoeveel a is, zodat de vergelijking klopt. 
 a = 4.

Deze vergelijking is niet heel moeilijk. Maar...
Kun je ook 3,7x - 27 = 8,2x + 36 oplossen? 
Hoeveel is de x? Lastig he?

Om dit op te lossen gebruiken we de balansmethode.

Slide 27 - Slide

9.4: Balansmethode
  • Wat is een balans?
  • Een vergelijking heeft een 
    linkerlid en een rechterlid.
  • Uitleg aan de hand van voorbeelden op het bord.
    Schrijf mee en maak aantekeningen van de uitleg op het bord.

  • Voorbeeld I: 3a + 6 = 30
  • Voorbeeld  II: 4a +22 = 9a + 7
  • Voorbeeld III: 7b - 15 = 5b + 15
Wat is een balans?

Een vergelijking heeft een linkerlid en een rechterlid.
                          linkerlid   =  rechterlid
Voorbeeld I:     3a + 6      =      30
Voorbeeld II:  4a +22      =     9a + 7
Voorbeeld III: 7b - 15       =     5b + 15

Je gaat steeds uitrekenen hoeveel de letter moet zijn, zodat:
                             linkerlid = rechterlid

Belangrijk: Als je iets verandert aan het linkerlid, moet je dat ook doen bij het rechterlid!

Slide 28 - Slide

9.3: Som- en verschilgrafiek

Hans wil een tent huren.
Hij vraagt zich af wat het prijsverschil is tussen tent 1 en tent 2.
Formule tent 1: huurprijs in euro = 80 + 250w
Formule tent 2: huurprijs in euro = 20 + 270w
w: tijd in weken
Wanneer zijn de tenten even duur?

           Als:                            80 + 250w = 20 + 270w

  (Met balnsmethoden bereken jen snijpunten in een grafiek -
    op dát moment zijn de formules gelijk!

Slide 29 - Slide

Balansmethode Stappenplan
  1. Schrijf de vergelijking over.                                                                                                41 - 8x = 10x +  5
  2. Zorg dat er aan één kant een variabele staat.                                                    +8x                               +8x
        (+8x aan beide kanten)                                                                                                         41 = 18x + 5
   3. Zorg dat er aan één kant een getal komt te staan                                           - 5                                   - 5
        (-5 aan beide kanten)                                                                                                                 36 = 18x
    4. Deel door het getal voor de variabele.                                                                  :18                                  :18
        (Delen door het getal voor de x)                                                                                                 2 = x
    5.  Vul je antwoord in het linkerlid en het rechterlid in.                                               L: 8 x 2 + 41 = 57                                                                                                                                                                         R: 26 x 2 + 5 =57
Deze moeten hetzelfde antwoord geven. Beide gelijk, want beide 57
Schrijf je conclusie op.                                                                                                                        Dus x = 2 

Slide 30 - Slide

De balansmethode
Welke vergelijking hoort bij deze balans?
Los de vergelijking op. 
-3a + 2 = 6 +5a

Slide 31 - Slide

-0.01 a  = - 2,50
-,0,01.       :-0,01
a= 50

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

9.1: Assenstelsels & grafieken
10.4 - Oplossen met inklemmen
Bij het oplossen met inklemmen ga je eerst op zoek naar de x-coördinaat van het snijpunt en daarna naar de y-coördinaat
  • Maak de grafieken.
  • Zoek het snijpunt.
  • Controleer of het snijpunt klopt, door invullen van formules.
  • Geef antwoord op vraag a, b en c.

Slide 34 - Slide

formule opschrijven en op de plaats van oppervlakte 7500 invullen

Slide 35 - Slide

Maak altijd een schema!

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Aan de slag
Twee lesuren: Opgaves 36 t/m 44

Slide 39 - Slide