4TLfa - do. 21/9/2023

4TL - do. 21/9/2023
1)                                                                  - is iedereen er?
2)   Gele Woordjes! 
3)    Bron C: de 3 groepen regelmatige werkwoorden:
   
    3) de ww. op -ir
5)  Maakwerk: opdr. A, B  C en D / Leerwerk: Voca A, B, Bron C, D
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4TL - do. 21/9/2023
1)                                                                  - is iedereen er?
2)   Gele Woordjes! 
3)    Bron C: de 3 groepen regelmatige werkwoorden:
   
    3) de ww. op -ir
5)  Maakwerk: opdr. A, B  C en D / Leerwerk: Voca A, B, Bron C, D

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Gele en andere woordjes:
un seul être  = één enkel wezen / persoon
manquer à quelqu'un = door iemand gemist worden
(tu me manques = ik mis je)
dépeuplé = ontvolkt

Je mist één enkel persoon en alles lijkt leeg

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Gele en andere woordjes:
parfois = soms
doivent (devoir) = moeten
à quel point = hoe / hoezeer / hoe erg
avoir besoin de = nodig hebben

Soms moeten 2 personen van elkaar gescheiden zijn om zich te realiseren dat ze elkaar nodig hebben 

Slide 5 - Slide

de ww op -re 


 
van regelmatige ww op -re
in de présent

Slide 6 - Slide

de regelmatige ww op -re

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

verkopen = vendre
ik verkoop = ...
A
je vends
B
tu vends
C
il vend
D
elle vend

Slide 9 - Quiz

verkopen = vendre
wij verkopen = ...
A
nous vendons
B
vous vendez
C
ils vendent
D
elles vendent

Slide 10 - Quiz

verkopen = vendre
zij verkoopt= ...
A
je vends
B
tu vends
C
il vend
D
elle vend

Slide 11 - Quiz

verkopen = vendre
hij verkoopt= ...
A
je vends
B
tu vends
C
il vend
D
elle vend

Slide 12 - Quiz

verkopen = vendre
ze (mnl mv) verkopen = ...
A
nous vendons
B
vous vendez
C
ils vendent
D
elles vendent

Slide 13 - Quiz

verkopen = vendre
jij verkoopt= ...
A
je vends
B
tu vends
C
il vend
D
elle vend

Slide 14 - Quiz

verkopen = vendre
jullie verkopen / u verkoopt = ...
A
nous vendons
B
vous vendez
C
ils vendent
D
elles vendent

Slide 15 - Quiz

verkopen = vendre
ze (vrl mv) verkopen = ...
A
nous vendons
B
vous vendez
C
ils vendent
D
elles vendent

Slide 16 - Quiz

j'attends
tu attends
il attend
elle attend
ik wacht
jij wacht
hij wacht
zij wacht

Slide 17 - Drag question

nous attendons
vous attendez
ils attendent
elles attendent
wij wachten
jullie wachten
u wacht
ze (mnl) wachten
zij (vrl) wachten

Slide 18 - Drag question

Opdracht- zet in de goede vorm:
Je te ........................... (rendre) ton stylo.

Slide 19 - Open question

Opdracht- zet in de goede vorm:
Nous ................ (entendre) une chanson.

Slide 20 - Open question

Opdracht- zet in de goede vorm:
Tu ........................ (vendre) des pommes de terre?

Slide 21 - Open question

Opdracht- zet in de goede vorm:
Vous ............................... (attendre) le bus?

Slide 22 - Open question

Opdracht- zet in de goede vorm:
Marc et Eline ............................ (descendre) l'escalier.

Slide 23 - Open question

Opdracht- zet in de goede vorm:

1. Je te ....................................  (rendre)  ton stylo.
2. Nous ..............................  (entendre)  une  chanson.
3. Tu ............................... (vendre) des pommes de terre?
4. Vous ............................... (attendre) le bus?
5. Marc et Eline ............................ (descendre) l'escalier.

Slide 24 - Slide

Antwoorden:
1. Je te  rends (rendre)  ton stylo.
2. Nous  entendons  (entendre) une chanson.
3. Tu  vend (vendre) des pommes de terre?
4. Vous  attendez  (attendre) le bus?
5. Marc et Eline  descendent  (descendre) l'escalier.

Slide 25 - Slide

de 3 groepen
regelmatige werkwoorden:

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Taakwerk week 37/38:
maken:  
- Hfd. 9: opdr. A1 t/m 7,  C13 t/m 15 en D16 t/m 18
- B 8 t/m 12
leren:
- voca A: fn/nf
- gramma: de ww op -er, -ir, -re : fn/nf

Slide 28 - Slide