This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Overtuigen
Slide 1 - Slide
Overtuigen Zoek dit op in je eigen taal
Slide 2 - Mind map
Waar gaat dit thema over?
Je gaat oefenen om iemand te overtuigen. Waarom moet jouw klasgenoot dat ene boek lezen of die ene film gaan zien? Ook ga je je klasgenoten vertellen wat je goed kunt.
Slide 3 - Slide
Hoe kun je iemand overtuigen?
Als je wil dat iemand iets doet, hoe kun je dat doen?
Slide 4 - Slide
Hoe kun je iemand overtuigen? Bijvoorbeeld om naar het Mundus te gaan. Of dat jouw telefoon de beste is. Of dat de Turkse pizza lekkerder is dan de Italiaanse?
Slide 5 - Open question
Hoe doe je dat?
Dat is: met argumenten en door iets enthousiast te brengen. Enthousiasme breng je over door de juiste woorden te gebruiken, maar ook door je lichaamshouding, je stem en gezichtsuitdrukking
Slide 6 - Slide
Argumenten
Waarom?
Slide 7 - Slide
enthousiast
Slide 8 - Slide
de lichaamshouding
Hoe sta je?
Slide 9 - Slide
de gezichtsuitdrukking
Hoe kijk je?
Slide 10 - Slide
Zeg na: van niet enthousiast naar heel enthousiast
Ik vind deze telefoon fantastisch.
Dit is een geweldige film.
Het is een prachtig boek.
Deze film is zo mooi!
Deze acteur is supergoed.
Deze muziek is prachtig.
Deze pizza is heerlijk.
Slide 11 - Slide
app.diskmethode.nl
Slide 12 - Link
Waar of niet waar? De presentatie van de jongen is interessant?
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Kijk naar het plaatje
A
De jongen is niet blij. Hij vergeet wat hij moet zeggen
B
De jongen is niet blij. De anderen in de klas luisteren niet.
Slide 14 - Quiz
A
De jongeren schrikken wakker.
B
De jongeren gapen. Ze zijn moe.
Slide 15 - Quiz
Kijk naar de woordenlijst
Bespreek samen de woorden: welke weet je en welke niet.