2KC - Grammar Chapter 1 - Past Negations

TODAY:
1. Grammar 
- Samen huiswerk nakijken
- Samen korte uitleg
- Oefenen met de uitleg

2. Homework Time + Vocabulary! -->


  Goal:  I can make questions and negations in                 the past simple
              
Old Homework:

Page 64-67
56 (samen)
57
58
59a

---------------------

New Homework:

Study for test!






1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

TODAY:
1. Grammar 
- Samen huiswerk nakijken
- Samen korte uitleg
- Oefenen met de uitleg

2. Homework Time + Vocabulary! -->


  Goal:  I can make questions and negations in                 the past simple
              
Old Homework:

Page 64-67
56 (samen)
57
58
59a

---------------------

New Homework:

Study for test!






Slide 1 - Slide

Herhaling
The Past = de verleden tijd

Je maakt de verleden tijd in het Engels door:
- ED achter het werkwoord te zetten
of:
Je kijkt op naar de 2e rij van je lijst!

Slide 2 - Slide

Voorbeelden:
Yesterday, I walked to school (to walk)

When I was little, I lived in Leeuwarden (to live)

Last week, we studied for our test (to study)

In 2019, we went to London (to see)

Slide 3 - Slide



De woorden:

was/were
could/should/will
have got/has got

komen aan het begin van de zin:

You were happy -> Were you happy?


Bij alle andere werkwoorden
zet je het woord    did     vooraan in de zin. 

Het werkwoord gaat dan ook weer terug naar het werkwoord in de tegenwoordige tijd.

We saw a film -> Did we see a film?
Uitleg: Vragen maken in de verleden tijd

Slide 4 - Slide

WH-woorden
Je kunt met de woorden:
who, what, why, when, where, which, how
ook een vraagzin maken. 
Deze woorden zet je dan helemaal vooraan in de vraagzin

Why were you happy?                           When did we see a movie? 

Slide 5 - Slide

Exercise 56 - Samen -->
Blz. 64

Slide 6 - Slide

who, why, how
was, have got, should
did    
hele werkwoord

Slide 7 - Slide

Samen 1 opdracht oefenen
Oefening 57 op blz. 64

A 1.  I was in Japan last year

B 1.  She had a dream about an island


Slide 8 - Slide

Samen opdracht 57 + 58 nakijken

blz. 64 - 66

Slide 9 - Slide

1. Was I in Japan last year?

Slide 10 - Slide

2. Was she excited about visiting her family?

Slide 11 - Slide

3. Were they in Iceland?

Slide 12 - Slide

4. Would they like to visit Rio?

Slide 13 - Slide

5. Could Bas play a lot of tennis?

Slide 14 - Slide

1. Did she have a dream? 

Slide 15 - Slide

2. Did we learn a few Spanish words?

Slide 16 - Slide

3. Did you read three books?

Slide 17 - Slide

4. Did her sister once see a kangaroo?

Slide 18 - Slide

5. Did his mother travel?

Slide 19 - Slide

Nakijken: Ex. 58 - Page 66
1 E
2 F
3 B
4 D
5 C
6 A

Slide 20 - Slide

Wat is een ontkenning?

Slide 21 - Slide



Achter de woorden:

was/were
could/should/will
have got/has got

zet je het woordje not/n't :

You were happy -> You weren't happy


Bij alle andere werkwoorden
zet je het woord    didn't     voor het werkwoord. 

Het werkwoord gaat dan ook weer terug naar het werkwoord in de tegenwoordige tijd.

We saw a film -> We didn't see a film
Uitleg: Ontkenning maken in de verleden tijd

Slide 22 - Slide

Samen 1 opdracht oefenen
Oefening 59 op blz. 66

1.  My father could help us book a nice hotel,

4.  Sandy visited her grandma last Sunday.


Slide 23 - Slide

1. My father couldn't help us book a nice hotel.

Slide 24 - Slide

2. You shouldn't go to South Africa this year.

Slide 25 - Slide

3. She wasn't talking to a tour guide.

Slide 26 - Slide

4. Sandy didn't visit her grandma last Saturday.

Slide 27 - Slide

5. We didn't spend a lot of money.

Slide 28 - Slide

6. They didn't go to France last year.

Slide 29 - Slide

The Weather

Slide 30 - Slide

The weather!

Slide 31 - Mind map

Quizlet!
page 70 + 71

Slide 32 - Slide

Gimkit!
Page 70 + 71

Slide 33 - Slide