Aufgabe 19 bis zum 24, Ab Seite 114 (Ich kontrolliere es)
Slide 3 - Slide
Wiederholung Grammatik + voltooid deelwoord
Lernziel:
Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.
Slide 4 - Slide
1. de stam van het werkwoord
Om een werkwoord te kunnen vervoegen moet je zijn stam vinden.
De stam van het werkwoord vind je door -en weg te halen van het hele werkwoord.
Dus: stam = hele werkwoord - en
voorbeeld: stam van wohnen = wohn
Slide 5 - Slide
2. de persoonlijke voornaamwoorden en de uitgangen
ich stam + e
du stam + st
er/ sie/ es stam + t
wir stam + en
ihr stam + t
sie/Sie stam + en
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Hausaufgaben
Aufgabe 19 bis zum 24, Ab Seite 114
(Ich kontrolliere es)
Wir starten mit Aufgabe 19
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Aufgabe 22
vermissen Wir vermissen unseren Kater Mirko.
brauchen Braucht ihr noch Heu für die Schafe?
wünschen Mara wünscht sich eine Vogelspinne.
holen Ich hole noch schnell Stroh für mein Pferd.
sagen Sagst du mir Bescheid, wenn der Hund raus muss?
Slide 10 - Slide
Aufgabe 24
Die Ärztin streichelt den Affen.
Was macht dein Hund den ganzen Tag?
Unsere Katzen spielen gerne mit dem Hund.
Der Fisch schwimmt an der Scheibe hin und her.
Ich schreibe einen Aufsatz über mein Lieblingstier.
Gehst du mit der ganzen Familie zum Wildpark?
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Voltooid deelwoord
Lernziel:
Je kunt het voltooid deelwoord gebruiken.
Slide 13 - Slide
Het voltooid deelwoord
Bij de meeste werkwoorden maak je het voltooid deelwoord als volgt:
ge + stam + t
Bijvoorbeeld: ge + spiel + t = gespielt
ge + wohn + t = gewohnt
Nooit +d aan het eind!!
Slide 14 - Slide
Aufgabe 25
timer
2:30
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Hausaufgaben kontrollieren / Theorie anwenden
Je hebt gemaakt Aufgabe 18 bis zum 24
Als je niet aan de beurt bent voor de controle ga je aan de slag met Aufgabe 25,26, 27 und 28. Noteer bij 28 de vertaling van de woorden die tussen haakjes staan. Je moet het gesprek kunnen voeren! Als je klaar bent ga je slim stampen.