§3 formuleren: Verwijzen met deze, die, dit en dat persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden l 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

§3 Formuleren

Verwijzen met deze, die, dit en dat

Persoonlijke en bezittelijke naamwoorden

Trappen van vergelijking

Doel

• Ik kan op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.
• Ik kan op de juiste manier verwijzen met persoonlijke en bezittelijke naamwoorden

Ik vind het meisje die daar staat ontzettend aardig.
Verbeter de fout in bovenstaande zin.

Uitleg

In de vorige dia heb je gezien dat de verwijzing 'het meisje die' onjuist is. Het moet namelijk 'het meisje dat' zijn. Maar waarom eigenlijk?

In dit hoofdstuk ga je leren hoe je al je verwijzingen naar de- en het-woorden goed maakt. 

Uitleg

Zelfstandige naamwoorden (persoon, dier of ding) hebben een geslacht. De-woorden kunnen zowel mannelijk (m) als vrouwelijk (v) zijn. 

Het-woorden hebben geen geslacht en worden 'onzijdig' genoemd. 

Als je niet weet welk geslacht het woord heeft en je hebt die info nodig, dan kun je het opzoeken in een (online) woordenboek.

Uitleg

Maar hoe moet je nu verwijzen? Hier is een gemakkelijk ezelsbruggetje voor:

de-woorden => die, deze

het-woorden => dit, dat

Je ziet dat de verwijswoorden naar de-woorden, eindigen op een -e.

Je ziet dat de verwijswoorden naar het-woorden, eindigen op een -t. 

Hierdoor kun je dus heel gemakkelijk onthouden hoe je naar de- en het-woorden verwijst!

apps.noordhoff.nl

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden en welke bij de-woorden?

dit

de-woorden

die

deze

dat

het-woorden

Vul het juiste verwijswoord in:

Ik vind de jongen ... in mijn straat woont, altijd erg onsympathiek.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Vul het juiste verwijswoord in:

Vertel ons uw wensen; wij vertalen ... in uw ontwerp.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Vul het juiste verwijswoord in:
Als het ontwerp gereed is, kunt u ... door ons laten realiseren.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Vul het juiste verwijswoord in:

Dit bedrijf levert producten ... van zeer slechte kwaliteit zijn.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Vul het juiste verwijswoord in:

Het centrum van Tilburg, ... veel verschillende winkels heeft, gaat op de schop.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Vul het juiste verwijswoord in:

Het boek ... ik laatst heb gelezen, is verdwenen uit de mediatheek.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Aan de slag

Cursus 5 paragraaf 5 opdracht 1 t/m 5

Wie heeft hulp nodig? 

Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Uitleg

Herhalingen maken een tekst saai. Om te voorkomen dat je in een tekst steeds dezelfde zelfstandige naamwoorden schrijft, gebruik je verwijswoorden. Een verwijswoord wijst meestal terug naar een woord of een groepje woorden dat eerder genoemd is.

 

Welk verwijswoord je gebruikt, hangt af van het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst: mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o). Je hebt al geleerd dat je kunt verwijzen met deze, die, dit en dat. Je kunt ook verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

apps.noordhoff.nl

Zo verwijs je met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Kies uit: hij – hem – zijn – haar – hun.
Ondanks de stromende regen gaven de demonstranten..........protest niet op.

1. hij
2. hun
3. zijn
4. hem

Kies uit: hij – hem – zijn – haar – hun.
Tijn is gek op ...... (a of b) smartwatch, waarmee .............. altijd te koop loopt.

1. zijn
2. hem
3. hun
4. hij

Kies in de navolgende zinnen het juiste verwijswoord.
Je moet oppassen voor deze stier, want ............ kan je opeens aanvallen.

1. hij
2. zij
3. het
4. haar

Noëlle luistert niet meer naar dit radioprogramma, omdat het ................. verveelt.

1. zij
2. het
3. hen
4. haar

Is het in de navolgende zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
ZIJ is altijd maar aan het voetballen.

1. persoonlijk
2. bezittelijk voornaamwoord

Ik leg de boeken even op MIJN kamer.

1. persoonlijk
2. bezittelijk

Wie kan er nog hulp gebruiken bij het maken van de opdrachten?

Aan de slag en tevens huiswerk

Cursus 6 paragraaf 3 opdrachten 1 t/m 4

paragraaf 4 opdrachten 1,2,3 en 5

Volgende les 

Grammatica persoonsvorm en zinsdelen,

Onderwerp

Werkwoordelijk gezegde