This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Vorige keer
Present tense
Negations (ontkenning)
Woordenschat
Slide 1 - Slide
Vandaag
Herhaling
Present continuous
Vragende vorm
Meer woordenschat
Slide 2 - Slide
Vul de zin aan (to work)
I ... at McDonalds
A
work
B
works
C
working
D
worked
Slide 3 - Quiz
Antwoord A
Present tense is persoonlijk voornaamwoord + hele werkwoord
Het hele werkwoord is
To work - to = work
SHIT-regel is alleen bij she, he , it
Slide 4 - Slide
Pronouns zijn
A
Persoonlijke voornaamwoorden
B
Bijvoeglijke naamwoorden
C
Bijwoorden
D
Lidwoorden
Slide 5 - Quiz
Verbs zijn
A
Persoonlijke voornaamwoorden
B
werkwoorden
C
bijvoeglijke naamwoorden
D
bijwoorden
Slide 6 - Quiz
Vul de zin aan (to smoke)
She ... cigarettes
A
Smoke
B
Smokes
C
Smoking
D
Smoked
Slide 7 - Quiz
Antwoord B
Present tense = pronoun + verb
verb is to smoke - to = smoke
Maar She hoort bij de SHIT-regel:
pronoun + verb + s
smokes
Slide 8 - Slide
Vul de zin aan (to study)
He .... biology
A
Studys
B
Study
C
Studies
D
Studying
Slide 9 - Quiz
Antwoord C
Pronoun + verb
To study - to = study
SHIT-regel:
Pronoun + verb + s
Maar, bij woorden die eindigen op -y wordt het -ies
dus:
Studies
Slide 10 - Slide
Vul de zin aan (to do)
She ... the excercises (de oefeningen)
A
Dos
B
Doing
C
Does
D
Doed
Slide 11 - Quiz
Antwoord C
Pronoun + verb
to do - To = do
SHIT-regel:
Pronoun + verb + s
Maar, bij worden die eindigen op -o wordt het -oes
Dus:
Does
Slide 12 - Slide
Vul de zin aan (to watch)
She ... TV at night
A
Watches
B
Watched
C
Watchs
D
Watchies
Slide 13 - Quiz
Antwoord A
Pronoun + verb
verb = watch
SHIT-regel
pronoun + verb + s
Maar bij woorden die eindigen op een sissende klank wordt het -es
Dus: Watches
Slide 14 - Slide
Vul de zin aan (To watch, ontkennend)
He ...... TV at night
A
Does not watches
B
Dos not watches
C
Does not watch
D
Do not watch
Slide 15 - Quiz
Antwoord C
Pronoun + verb
Ontkenning gebruikt hulp ww "to do" + "not"
Pronoun + to do + not + verb
SHIT-regel geld alleen voor één ww, het hulpww.
To do = do + -es (eindigt op -o)
Pronoun + does + not + verb
He does not watch
Slide 16 - Slide
Present simple
De present simple verteld over:
Gewoontes
Vaststaande feiten
onveranderlijke situaties
Slide 17 - Slide
Present Continuous
De present continuous verteld over:
Dingen die nu gebeuren, dus iets is nog bezig
iets is gestart in het verleden, maar is nog niet klaar
iets gaat heel binnenkort gebeuren.
Slide 18 - Slide
Voorbeelden
I am walking right now
Ik ben nu aan het lopen
I am studying mangement assistant at this moment
Op het moment studeer ik M.A.
She is currently eating
Zij is nu aan het eten
Slide 19 - Slide
Hoe weet ik dat ik de P.C. moet gebruiken?
Soms zijn er signaalwoorden:
Now
Currently
Right now
At the moment
At this moment
At present
Nu
momenteel
Nu
Op dit moment
Op dit moment
Huidig
Slide 20 - Slide
Hoe bouw ik de P.C. op?
De present continuous is zo opgebouwd:
Pronoun + to be + hele werkwoord + ing
Dus:
Iam eating
To be is een auxiliary verb een hulpwerkwoord
Slide 21 - Slide
Regel 1
Het hele werkwoord
to eat - to = eat
Slide 22 - Slide
Regel 2
Het hulp werkwoord "to be" dient correct vervoegd te worden in de present simple:
I am
You are
He/she/it is
We are
You are
They are
Slide 23 - Slide
Uitzonderingen
bij werkwoorden die eindigen op een -e wordt in de P.C. de -e weggelaten.
Bij werkwoorden die eindigen op een klinker gevolgd door een medeklinker, wordt de medeklinker verdubbelt.
Slide 24 - Slide
Uitzondering 1
To leave weggaan
P.C. = Pronoun + to be + verb + ing
maar bij w.w. die eindigen op -e, wordt de -e weggelaten
Dus:
Iam leaving
Youareleaving
She is leaving
Slide 25 - Slide
Uitzondering 2
To chat chatten/kletsen
P.C. = Pronoun + to be + verb + ing
Maar bij woorden die eindigen op een klinker gevolgd door een medeklinker, wordt de medeklinker verdubbeld
dus:
Iam chatting
She is chatting
Slide 26 - Slide
Vul de zin aan (to watch)
She ... tv right now
A
watches
B
is watches
C
is watching
D
are watching
Slide 27 - Quiz
Vul de zin aan (to drink)
I .... tea at the moment
A
Drinking
B
drink
C
am drinking
D
is drinking
Slide 28 - Quiz
vul de zin aan (to chat)
Currently , he .... to his boss
A
chats
B
is chatting
C
is chating
D
are chatting
Slide 29 - Quiz
Bij negations
De P.C. kan ook ontkennend gemaakt worden. Negations zijn in de past simpel:
pronoun + to do + not + verb
In de P.C. wordt het:
Pronoun + to be + not + verb + ing
Slide 30 - Slide
Voorbeeld
Pronoun + to be + not + verb + ing
Iam notwatching
Sheis not leaving
He is not chatting
Het hulp w.w. "to do" wordt dus niet gebruikt.
Slide 31 - Slide
Vul de zin aan (to leave, ontkennend)
I ... right now
A
am not leaving
B
are not leaving
C
am not leaveing
D
are not leaveing
Slide 32 - Quiz
vul de zin aan (to watch, ontkennend)
They .... tv right now
A
Are not watching
B
am not watching
C
are not watch
D
am not watches
Slide 33 - Quiz
Afkorten
Ook hier kan worden afgekort via dit rijtje:
You aren't He/she/it isn't we aren't
you aren't
they aren't
Behalve bij I am, deze kan niet worden afgekort!
Slide 34 - Slide
Handige zinnetjes
Als je wilt vertellen wat je studeert, op dit moment, gebruik je dus de present continuous.
Het is immers iets wat nu nog aan de gang is.
Andere situaties waarin je de P.C. veel gebruikt:
Waar je op het moment aan het werk bent Wat je op het moment aan het doen bent
Slide 35 - Slide
Handige zinnetjes
I am currently studying ....
Right now I am working at ....
At this moment I am working with....
I am doing ... right now I am playing football right now
I am watching a movie right now
Slide 36 - Slide
Vragende zinnen
Vragende zinnen worden veel gebruikt en zijn erg belangrijk om te kennen.
Vragende zinnen kun je in verschillende vervoegingen zetten.
Wij gaan kijken naar de present simple en de present continuous.
Slide 37 - Slide
Opbouw vraagzin
(vraagwoord) + to do + pronoun + verb (Present simple)
(vraagwoord) + to be + pronoun + verb + ing(present continuous)
Wat valt je op?
Slide 38 - Slide
Vraagzinnen
Bij vraag zinnen komt het hulp w.w. eerst, en dan de pronoun.
I walk ik loop (present simple)
DoI walk? Loop ik? (present simple, vragend)
én het hulp w.w. verschilt per tense.
To do voor present simple
To be voor present continuous
Slide 39 - Slide
Vraagzinnen P.C.
Iam walkingIk ben aan het lopen
Am I walking? Ben ik aan het lopen
Slide 40 - Slide
Regel 1
De hulpwerkwoorden dienen correct vervoegt te worden
I am
You are He/she/it is
we are
you are
they are
I do
You do
he/she/it does
we do
you do
they do
Slide 41 - Slide
Regel 2
De SHIT-regel in de present tense geldt ook bij vraag zinnen alléén voor het hulp w.w.
Dus:
Doesshe walk?
Niet:
Does she walks
Slide 42 - Slide
Regel 3
In de present continuous komt er alleen bij het werkwoord -ing achter, met alle regels, niet bij het hulp w.w.
Dus:
Areyou walking?
Niet:
areing you walking?
Slide 43 - Slide
Vraagwoorden
De vraagwoorden zijn:
What
Why
Which
When Who how
Slide 44 - Slide
Questions
Who
What
Where
Which
When
Why
How
Wie
Wat
Waar
Welke
Wanneer
Waarom
Hoe
Slide 45 - Slide
Questions
What
Vraagt naar informatie over iets
"what is your favorite food?" "wat is je favoriete eten?"
Who
Vraagt naar een persoon
"who is that?" = "Wie is dat?"
How
Vraagt naar een instructie OF naar een Gevoel
"how does that work?" "hoe werkt dat?"
"How do you feel?" "hoe voel je je?"
When
Vraagt naar een tijdstip
"When shall we meet?" "Wanneer zullen we elkaar treffen?"
Which
Vraagt naar een keuze
"Which colour do you like best?" "Welke kleur vind je het mooist?"
Where
Vraagt naar een locatie.
"Where were you born?" = " waar ben je geboren
Why
vraagt naar een reden
"why did you do that?" "Waarom deed je dat?"
Slide 46 - Slide
Huiswerk
Nieuwe woorden leren
Regels Present Continuous en de vraag regels leren
Lees de verhalen "my wonderful family" en "my day". Markeer de werkwoorden, noteer ook de onbekende woorden in de lijst en leer deze.
Schrijf een aantal vragen die je in de present continuous of in de simple present aan je collega's kan vragen. Stuur deze in groepschat dan kijk ik hem na.