1. Wat doe je bij biologie?

Biologie?
1 / 25
next
Slide 1: Mind map
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 300 min

Items in this lesson

Biologie?

Slide 1 - Mind map

Levenskenmerken
  • Biologie is de wetenschap van het leven.

  1. Levend
  2. Dood
  3. Levenloos

  • bewegen
  • voeden (eten en drinken)
  • voortplanten
  • groeien en ontwikkelen
  • waarnemen en reageren
  • ademhalen
  • uitscheiden
(Levensverschijnselen)
Bewegen
Voeden
Waarnemen en reageren
Voortplanten
(de jongen zullen groeien
en zich ontwikkelen)
Soms is het wat moeilijk te zien
- ademhalen
- uitscheiden
De bruinvis is dood.
Hij heeft ooit geleefd maar vertoont nu geen levenskenmerken meer
2
Het water is levenloos.
Het leeft niet en heeft nooit geleefd.

3
Net als bijna alle dieren op deze plaat zijn de helmgrasplanten levend.
Ze vertonen alle levenskenmerken.

1

Slide 2 - Slide

Levenskenmerken
Biologie is de wetenschap van het leven. In de biologie bestuderen we levende wezens (organismen). Organismen vertonen levenskenmerken. Alle organismen moeten bijvoorbeeld ademhalen. Als een organisme geen levenskenmerken meer vertoont is het dood. Veel voorwerpen in de natuur vertonen nooit levenskenmerken en hebben dat ook nooit gedaan. Een steen bijvoorbeeld is daarom levenloos.
De levenskenmerken zijn:
  • bewegen
  • voeden (eten en drinken)
  • voortplanten
  • groeien en ontwikkelen
  • waarnemen en reageren
  • ademhalen
  • uitscheiden
(Levensverschijnselen)
Bewegen
Voeden
Waarnemen en reageren
Voortplanten
(de jongen zullen groeien
en zich ontwikkelen)
Soms is het wat moeilijk te zien
- ademhalen
- uitscheiden
De bruinvis is dood.
Hij heeft ooit geleefd maar vertoont nu geen levenskenmerken meer
2
Het water is levenloos.
Het leeft niet en heeft nooit geleefd.

3
Net als bijna alle dieren op deze plaat zijn de helmgrasplanten levend.
Ze vertonen alle levenskenmerken.

1

Slide 3 - Slide

Biologie is de wetenschap van het leven
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

In de biologie bestuderen we organismen
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Organismen herkennen we aan de levensverschijnselen
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Een organisme vertoont altijd alle levensverschijnselen
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Planten kunnen waarnemen en reageren
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Een organisme vertoont op enig moment alle levensverschijnselen
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Het volledig rijtje van levenskenmerken is:
Ademhalen, voeden, bewegen, waarnemen, reageren, uitscheiden, voortplanten, groeien en ontwikkelen
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Tekenen
  • Natuurgetrouw
  • Schematisch

  • Buitenaanzicht
  • Doorsnede

Slide 11 - Slide

Tekenregels
  • Je hoeft géén kunstenaar te zijn
  • Je tekent wat je ziet
  • Je dwingt jezelf goed te kijken
  • Je tekent voor jezelf
  • Je houdt je aan de tekenadviezen
we noemen het tekenregels, maar eigenlijk zijn het adviezen of goede tips. Als je je er aan houdt is de kans op goede tekeningen groot.
Je hoeft geen kunstenaar te zijn om een goede biologische tekening te maken

Slide 12 - Slide


A
Deze tekening is schematisch en een lengtedoorsnede
B
Deze tekening is natuurgetrouw en een lengtedoorsnede
C
Deze tekening is natuurgetrouw en een buitenaanzicht
D
Deze tekening is schematisch en een buitenaanzicht

Slide 13 - Quiz


A
Deze tekening is schematisch en een lengtedoorsnede
B
Deze tekening is natuurgetrouw en een lengtedoorsnede
C
Deze tekening is natuurgetrouw en een buitenaanzicht
D
Deze tekening is schematisch en een buitenaanzicht

Slide 14 - Quiz


A
Deze tekening is schematisch en een lengtedoorsnede
B
Deze tekening is natuurgetrouw en een lengtedoorsnede
C
Deze tekening is natuurgetrouw en een buitenaanzicht
D
Deze tekening is schematisch en een buitenaanzicht

Slide 15 - Quiz


A
Deze tekening is schematisch en een lengtedoorsnede
B
Deze tekening is natuurgetrouw en een dwarsdoorsnede
C
Deze tekening is natuurgetrouw en een lengtedoorsnede
D
Deze tekening is natuurgetrouw en een lengtedoorsnede

Slide 16 - Quiz

Even oefenen....

Slide 17 - Slide

Onderzoeken
  1. Een onderzoek begint altijd met een waarneming
  2. Een waarneming leidt vaak tot een vraag.
  3. Hoe? Waarom? Hoe lang? Wanneer?
    Vaak heb je al wel een idee, een veronderstelling of hypothese
  4. Je bedenkt een proefje om je idee te testen, met een duur woord is dat een experiment 
  5. Tijdens dit experiment kun je waarnemingen en metingen doen, dit zijn resultaten.
  6. Met de resultaten kom je tot een antwoord op je vraag. Je conclusie.
  7. Dan vraag je je af of je klaar bent of dat misschien meer onderzoek nodig is. Dit noem je de evaluatie.
Dat zakje met zaadjes ligt daar al maanden en nog steeds kiemen de zaadjes niet.
1
Als ik ze in de tuin strooi kiemen ze wel. 
Waarom kiemen die zaadjes niet?
2
Het komt vast doordat er geen licht bij kan. In het zakje is het veel te donker.
3
Als ik de zaadjes uit het zakje in een schaaltje doe kan er licht bij. Dan ontkiemen ze vast.
4
De zaadjes liggen nu al een week op het schaaltje. Ze ontkiemen nog steeds niet.
5
Ook nu de zaadjes licht krijgen kiemen ze niet dus;
Dat de zaadjes in het zakje niet kiemen komt niet doordat er geen licht bij komt.
6
Er is meer onderzoek nodig om een antwoord op mijn vraag te krijgen
7

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Organen

Slide 20 - Mind map

Bouwstenen van een organisme
  1.  Cellen
  2. Weefsels
  3. Organen
  4. Organenstelsels
  5. Organismen

Slide 21 - Slide

Van cel tot organisme













klik hier

Slide 22 - Slide

In welk antwoord staan alleen maar organenstelsels?
A
Hart, spijsvertering en hersenen
B
Huid, spijsvertering en schedel
C
Spijsvertering, bloedsomloop en zintuigen
D
Bloedsomloop, hersenen en schedel

Slide 23 - Quiz

In welk orgaan antwoord staan alleen maar organen?
A
Hart, hersenen en longen
B
Hersenen, huid en lever
C
Grote hersenen, huid en longen
D
Huid, hart en zintuigen

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide