herhaling wo 17 feb

1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Iemand schrijft een brief.
Is het animale of autonome zenuwstelsel actief?
A
Geen van beide
B
Animale
C
Autonome
D
Animaal en autonoom

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Zenuwstelsel

Slide 4 - Slide

impulsen, hoe maak je die?
Een impuls, of elektrisch signaal over een neuron, is de manier waarop informatie door het zenuwstelsel wordt gestuurd.

In een niet actieve neuron (rust) is er een verschil in elektrische lading tussen de binnenkant en de buitenkant van het neuron. gesproken een andere elektrische waarde

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Impulsen
Electrisch signaal van zenuwcel naar hersenen



Milieu/omgeving
                                                             (prikkel)                    (waarnemen)           (verwerken)
Geluiden
Oren
hersenen
Reactie

Slide 8 - Slide

een impuls bestaat eruit dat de rustpotentiaal van het neuron wordt veranderd. Deze verandering heet actiepotentiaal. 

Slide 9 - Slide

fases van een actiepotentiaal
0 overschrijden drempelwaarde
1 depolarisatie
2 repolarisatie
3 hyperpolarisatie
4 rustpotentiaal

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Geleiding van de actiepotentiaal
Een actiepotentiaal kan over lange afstand (+/- 1 meter) vervoerd worden  omdat het zichzelf "oproept" langs een axon
  • Domino-effect!

Refractaire periode --> ongevoeligheid van een stukje axon waar net een actiepotentiaal is geweest voor een volgende actiepotentiaal --> zorgt dat actiepotentiaal maar één kant op kan gaan.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat is de kortste route voor een zuurstofmolecuul om van de longen in een nierslagader te komen? Noem alle bloedvaten en onderdelen van het hart.

Slide 15 - Open question

Welke oogafwijking zal het gevolg zijn van de vormverandering van de oogbol, en welke lenzen kunnen deze afwijking verhelpen?
A
Bijziendheid, negatieve lenzen
B
Bijziendheid, positieve lenzen
C
Verziendheid, negatieve lenzen
D
Verziendheid, positieve lenzen

Slide 16 - Quiz

bril?
bijziendheid 
- dichtbij wel, veraf niet scherp zien
- oogbol is te lang
- beeld valt vóór het netvlies scherp 
- een holle/ - lens in je bril

verziendheid 
- veraf wel, dichbij niet scherp zien
- oogbol is te kort
- beeld valt ná het netvlies scherp 
- een bolle/ + lens in je bril

Slide 17 - Slide

Stel ik wil weten of paracetamol echt werkt. Ik geef 200 mensen met hoofdpijn 500 gram paracetamol en 200 mensen een placebo. Daarna moeten ze aangeven hoeveel de hoofdpijn minder is geworden.
Waarom gaf ik één groep een placebo?
A
omdat er anders geen resultaten zijn om conclusies te trekken
B
omdat ik dan de resultaten kan vergelijken om te zien of het werkt
C
omdat mensen anders misschien denken dat het werkt, en daardoor minder hoofdpijn hebben
D
die placebo is niet nodig in dit experiment, dit is een strikvraag

Slide 18 - Quiz

In complexe levensgemeenschappen worden organismen die evenveel schakels van de planten af staan, tot hetzelfde trofische niveau gerekend. Welke bewering is juist?
A
een soort kan op meerdere trofische niveaus voorkomen
B
er zijn altijd vier trofische niveaus in een voedselketen
C
per trofisch niveau vind je maar één soort
D
vleeseters zitten altijd op het tweede trofische niveau

Slide 19 - Quiz

examen biologie HAVO 2017-2 vraag 9:
Als het bloed werd opgevangen in een fles was het nodig om de inhoud
van de fles in beweging te houden zodat het bloed niet stolde.


Welke bloedbestanddelen zetten de bloedstolling in gang?
A
bloedplaatjes en bloedplasma
B
bloedplaatjes en rode bloedcellen
C
bloedplaatjes en witte bloedcellen
D
bloedplasma en witte bloedcellen

Slide 20 - Quiz

Slangengif kan onder andere de bloedstolling, de werking van het hart of van het zenuwstelsel beïnvloeden. De zwarte mamba gebruikt een gif dat acetylcholine-esterase remt. Hierdoor wordt de neurotransmitter die zich in de synaptische spleet van het motorisch eindplaatje bevindt, niet afgebroken.
Welk effect heeft het mamba-gif op het prooidier? Hoe wordt dat effect verklaard?
A
Spiercontractie, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel geblokkeerd blijft.
B
Spiercontractie, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel gestimuleerd blijft.
C
Spierverlamming, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel geblokkeerd blijft.
D
Spierverlamming, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel gestimuleerd blijft.

Slide 21 - Quiz

Noteer twee dingen die je deze les opgestoken hebt!

Slide 22 - Open question

...en vergeet het vragen-uurtje morgen niet!

Slide 23 - Slide