Aap, noot en Mies

Aap, noot en Mies
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Aap, noot en Mies

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

PLANNING
Afspraken en regels
Uitspraak oefenen
Meer voorzetsels



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

REGELS
  • STOELEN OP TAFEL OP MAANDAG, WOENSDAG EN VRIJDAG.
  • WIJ SPREKEN NEDERLANDS TIJDENS DE LESSEN
  • WIJ HEBBEN ALTIJD RESPECT VOOR ELKAAR <3
  • PETTEN AF EN JASSEN HANGEN AAN DE KAPSTOK
  • JE KOMT OP TIJD! ÉÉN MINUUT TE LAAT IS TE LAAT

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lokaal opruimen
  • Eind van de dag
  • Twee mensen
  • Vloer vegen
  • Tafels schoonmaken

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De uitspraak is dus
de a is
praten
open
gesloten
/AA/
/a/

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de juiste categorie naar het woord:
De uitspraak is dus
de e is
werken
open
gesloten
/EE/
/e/

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de juiste categorie naar het woord:
De uitspraak is dus
de e is
spreken
open
gesloten
/EE/
/e/

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de juiste categorie naar het woord:
De uitspraak is dus
de e is
leren
open
gesloten
/EE/
/e/

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de juiste categorie naar het woord:
De uitspraak is dus
de o is
horen
open
gesloten
/OO/
/o/

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de juiste categorie naar het woord:
De uitspraak is dus
de i is
pinnen
open
gesloten
/IE/
/i/

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de juiste categorie naar het woord:
De uitspraak is dus
de u is
buren
open
gesloten
/UU/
/u/

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Welke voorzetsels ken je al?

Slide 12 - Mind map

This item has no instructions

De hond ...
... de doos.
timer
3:30
loopt naar
ligt onder
kijkt in
zit op
springt over
zit voor
staat achter
zit in
zit tussen

Slide 13 - Drag question

IJsbreker: Waarover gaat deze les?
Zet deze slide al aan tijdens de introductie. De leerlingen kunnen laten zien wat zij al weten. Van hieruit wordt straks de kennis over voorzetsels uitgebreid. 
Voorzetsels en beweging
Voorzetsels worden ook gebruikt om beweging aan te geven. 
Bijvoorbeeld: Hij loopt naar de supermarkt.

Slide 14 - Slide

Gebruik afbeeldingen om verschillende bewegingen aan te geven en vraag leerlingen om zinnen te vormen met behulp van de juiste voorzetsels.
Voorzetsels en beweging
Welke ken je?

Slide 15 - Mind map

Deel met de leerlingen
De geflipte les, voorbereiding op de volgende les over voorzetsels.
timer
3:30
eraf/ervan af
naar boven/omhoog
om/eromheen
uit/eruit
langs/erlangs
erin
op/erop
door/erdoorheen
naar beneden/omlaag

Slide 16 - Drag question

Laat de leerlingen met de sleepoefeningen de juiste voorzetsels die beweging aangeven ontdekken.
Voorzetsels en tijd
Voorzetsels worden ook gebruikt om tijd aan te geven. Bijvoorbeeld: Ik ga naar het strand op maandag.
Bijvoorbeeld: Ik ga naar het strand op maandag.

Slide 17 - Slide

Gebruik de afbeeldingen om verschillende tijdsperiodes aan te geven en vraag leerlingen om zinnen te vormen met behulp van de juiste voorzetsels.

De afbeeldingen in deze slide zijn te vergroten.
Voorzetsels en bezit
Voorzetsels worden ook gebruikt om bezit aan te geven. 
Bijvoorbeeld: Het boek is van mijn zus.

Slide 18 - Slide

Gebruik afbeeldingen om verschillende objecten en personen aan te geven en vraag leerlingen om zinnen te vormen met behulp van de juiste voorzetsels.
Voorzetsels en verhoudingen
Voorzetsels kunnen ook verhoudingen aangeven.
Bijvoorbeeld: Dit is één van de beste lessen.

Slide 19 - Slide

Gebruik afbeeldingen om verschillende verhoudingen aan te geven en vraag leerlingen om zinnen te vormen met behulp van de juiste voorzetsels.
Voorzetsels in combinatie met werkwoorden
denken aan
praten over
luisteren naar
wachten op

Slide 20 - Drag question

Leg uit hoe voorzetsels gebruikt worden in combinatie met werkwoorden en geef voorbeelden van zinnen.

De hond loopt ... de dozen.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions


De hond kruipt ... de doos.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions


De hond loopt ... de doos.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions


De hond loopt ... .

Slide 24 - Open question

This item has no instructions


De hond springt ... de doos.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions


De hond springt ... de doos.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions


De hond loopt ... beneden.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions


De hond kruipt ... .

Slide 28 - Open question

This item has no instructions


De hond loopt ...... .

Slide 29 - Open question

This item has no instructions


De hond loopt ... boven.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions


De hond springt ... de doos.

Slide 31 - Open question

This item has no instructions


De hond loopt ... .

Slide 32 - Open question

This item has no instructions


De hond springt ... de doos.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions


De hond loopt ... .

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Maak zinnen met voorzetsels.
Let op, gebruik hoofdletters en leestekens.

Slide 35 - Mind map

Toon de slide tijdens de les op het device van de leerlingen, zodat de leerlingen goed zien wat er op de foto te zien is.

Laat de deze oefening eerst alleen invullen. Evalueer tussentijds met de leerlingen in duo's en laat de leerlingen met elkaar bepalen welke antwoorden al goed zijn en welke nog beter kunnen. Laat leerlingen ook aangeven wat er beter kan aan een antwoord als dat het geval is. Stop verkeerde antwoorden vervolgens in de prullenbak en vraag de bewuste leerling het antwoord opnieuw en verbeterd nogmaals in te sturen. Laat de leerlingen met elkaar spreken over wat ze nog meer kunnen invoeren en laat hen dat nogmaals doen. Bespreek de antwoorden vervolgens klassikaal.

Terugkijken

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 36 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Terugkijken

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 37 - Open question

This item has no instructions


Het gaat goed!

Slide 38 - Poll

This item has no instructions


Ik begrijp hoe ik voorzetsels kan gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

This item has no instructions