Voorzetsels

Voorzetsels
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2BeroepsopleidingPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Voorzetsels

Slide 1 - Slide

Wat is GEEN voorzetsel?
A
boek
B
uit
C
op
D
boven

Slide 2 - Quiz

Wat is het voorzetsel?
A
ik
B
tussen
C
juf
D
heet

Slide 3 - Quiz

Wat is hier een voorzetsel?
A
onder
B
gaan
C
doos
D
hebben

Slide 4 - Quiz

op
A
voorzetsel
B
geen voorzetsel

Slide 5 - Quiz


Wat is geen voorzetsel?
A
aan
B
voor
C
omdat
D
tussen

Slide 6 - Quiz

Wat zijn hier de voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
lezen, spellen, zeggen

Slide 7 - Quiz

wel een voorzetsel
geen voorzetsel
op
met
tussen
over
boven
willen
werk
onder
wijzen

Slide 8 - Drag question

De hond zit..... de doos.
A
in
B
op
C
onder
D
naast

Slide 9 - Quiz

De kat zit ..... de doos.
A
op
B
boven
C
in
D
uit

Slide 10 - Quiz

De kat zit ...... de doos.
A
achter
B
voor
C
tegenover
D
naast

Slide 11 - Quiz

De jongen zit ..... de boom.
A
achter
B
onder
C
boven
D
tegen

Slide 12 - Quiz

De vrouw zit ..... de man.
A
boven
B
achter
C
tegenover
D
in

Slide 13 - Quiz

De vis zwemt .... de kom.
A
in
B
op
C
onder
D
naast

Slide 14 - Quiz

De vis springt ..... de kom.
A
achter
B
naast
C
voor
D
uit

Slide 15 - Quiz


De auto rijdt ... de straat.
A
onder
B
boven
C
door
D
voor

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorzetsel?
Naast de trap staat een schoen.
Welk woord is het voorzetsel?
A
staat
B
schoen
C
naast
D
een

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorzetsel?
Hij loopt snel naar huis.
Welk woord is het voorzetsels?
A
loopt
B
snel
C
naar
D
huis

Slide 18 - Quiz

Het is kwart over zes.

Welk woord is het voorzetsel?
A
zes
B
is
C
over
D
zes

Slide 19 - Quiz