In het Nederlands heb je veel samengestelde
woorden. Dit zijn twee of meer woorden die
aan elkaar zijn geplakt. Als je één persoon,
dier of ding bedoelt, dan schrijf je het aan elkaar
(bijvoorbeeld: profvoetballer, dwergkonijn,
computernetwerk).
Als je samengestelde woorden los schrijft,
verandert de betekenis van de zin.
x Wat een prachtige rode wijnglazen.
(de wijnglazen zijn rood van kleur)
x Wat een prachtige rodewijnglazen.
(de glazen zijn bedoeld voor rode wijn)