je kunt de kosten van een lening berekenen voor een persoonlijke lening, koop op af betaling en huur koop. Daarnaast kan je ook reken met een doorlopend krediet
je weet dat er beperkingen zijn aan bedragen die je kunt lenen
je kent de meest voorkomende leenvormen 3 bij banken en 2 bij winkels
je weet waarom bij een hypothaicre lening de rente lager is
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Leerdoelen vorige les:
je kunt leenmotieven noemen
je kunt de kosten van een lening berekenen voor een persoonlijke lening, koop op af betaling en huur koop. Daarnaast kan je ook reken met een doorlopend krediet
je weet dat er beperkingen zijn aan bedragen die je kunt lenen
je kent de meest voorkomende leenvormen 3 bij banken en 2 bij winkels
je weet waarom bij een hypothaicre lening de rente lager is
Slide 1 - Slide
Wat is geen leenmotief?
A
Lenen voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
B
Lenen voor een tijdelijke geldtekort
C
Lenen uit voorzorg
D
Lenen voor de aanschaf van een huis
Slide 2 - Quiz
Frank en Sybil gaan in april op vakantie. Om deze reis te betalen gaan ze geld lenen. Gelukkig krijgen ze in mei vakantiegeld. Met dit geld betalen ze de lening direct weer terug. Welk leenmotief hebben Frank en Sybil?
A
lenen vanwege een onverwacht geldtekort
B
lenen vanwege een tijdelijk geldtekort
C
Lenen voor de koop van een gebruiksgoed
Slide 3 - Quiz
Geld lenen kost geld! Hoe noem je deze kosten?
A
Leenkosten
B
Kredietkosten
C
Rente
D
Aflossing
Slide 4 - Quiz
Een maandtermijn bestaat uit .....
A
aflossing en termijn
B
aflossing en rente
C
termijn en rente
Slide 5 - Quiz
Lening in euro's: € 5.000 Looptijd 24 mnd: maandtermijn € 225 Hoeveel euro zijn de kredietkosten?
A
€ 225
B
€ 400
C
€ 5.400
D
€ 5.000
Slide 6 - Quiz
Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Salariskrediet
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet
Slide 7 - Quiz
Lening door particulieren voor het kopen van goederen en/of diensten. Hoe heet dit verschijnsel?
A
consumptief krediet
B
huurkoop
C
persoonlijke lening
D
doorlopend krediet
Slide 8 - Quiz
Berkan wil een nieuwe televisie kopen. Hij ziet een mooie tv en spreekt met de verkoper af dat hij in termijnen gaat betalen. Van welke kredietvorm maakt Berkan gebruik?
A
consumptief krediet
B
doorlopend krediet
C
persoonlijke lening
D
koop op afbetaling
Slide 9 - Quiz
Wat is huurkoop?
A
in 1 x alles betalen
B
betalen in termijnen
C
het betalen van de rente
Slide 10 - Quiz
Als iemand een product koopt dat hij in termijnen betaalt, maar waarvan hij al meteen eigenaar is, noemt men dit
A
koop op afbetaling
B
financial lease
C
huurkoop
D
uitgestelde betaling
Slide 11 - Quiz
Bij welke hypotheekvorm los je een steeds groter bedrag af?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteitenhypotheek
Slide 12 - Quiz
Juist of onjuist? Als je een hypotheek afsluit, heb je altijd een onderpand.