STRUCTUURWOORDEN

Structuurwoorden
Onder structuurwoorden verstaan we woorden die de samenhang aangeven tussen zinsdelen, zinnen of alinea’s. Dat klinkt heel moeilijk, maar wat er eigenlijk bedoeld wordt is dat structuurwoorden je vertellen of zinnen/ zinsdelen/ alinea’s juist bij elkaar horen of juist niet, of dat bijvoorbeeld in het ene zinsdeel een oorzaak gegeven wordt voor het andere zinsdeel.



1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Structuurwoorden
Onder structuurwoorden verstaan we woorden die de samenhang aangeven tussen zinsdelen, zinnen of alinea’s. Dat klinkt heel moeilijk, maar wat er eigenlijk bedoeld wordt is dat structuurwoorden je vertellen of zinnen/ zinsdelen/ alinea’s juist bij elkaar horen of juist niet, of dat bijvoorbeeld in het ene zinsdeel een oorzaak gegeven wordt voor het andere zinsdeel.



Slide 1 - Slide

Kijk maar eens naar de volgende Nederlandse voorbeeldzinnen. De structuurwoorden zijn onderstreept.
Ik had een lekke band, dus kon ik niet verder fietsen.
Hij heeft een hond en een kat.
Mijn moeder kan goed koken, maar ze is niet zo goed in klussen.
Ze hadden veel haast, omdat ze te laat vertrokken waren.
Hij moest kiezen tussen een nieuwe computer of een nieuwe tablet.
De hond rende al blaffend af op het kind. Hij werd echter tegengehouden door zijn baas.
Ondanks dat hij zoveel tijd aan zijn huiswerk had besteed, kon hij niet naar het feestje.
Ik vind fruit zoals appels en peren erg lekker.

Slide 2 - Slide

Structuurwoorden geven je heel veel informatie en zijn erg belangrijk voor je tekstbegrip. Het maakt nogal een verschil of je zegt:
Hij heeft een hond en een kat. < > Hij heeft een hond of een kat.

Ondanks dat hij zoveel tijd aan zijn huiswerk had besteed, kon hij niet naar het feestje.
 < >
Omdat hij zoveel tijd aan zijn huiswerk had besteed, kon hij niet naar het feestje te.

De hond rende al blaffend af op het kind. Hij kreeg echter een tennisbal tegen zijn kop.
 < >
De hond rende al blaffend af op het kind, want hij had een tennisbal tegen zijn kop gekregen.

Slide 3 - Slide

Kijk naar het volgende artikel. Op de open plekken moeten structuurwoorden komen te staan. Weet jij welke? Gebruik de context!
ICE SCULPTURES
In China, people are holding the 32nd year of the Snow …(1)… Ice Festival. People made ice sculptures of many things, …(2)… birds, buffalos …(3)… even mythological creatures. 
Thousands of tourists come to the festival every year. In the beginning, only the Chinese participated, …(4)… these days, people from over the world come to the festival. …(5)…, one man was from Barcelona, Spain.
People come …(6)… the festival is really big.

Slide 4 - Slide


Welk structuurwoord moet bij (1) ingevuld worden?

In China, people are holding the 32nd year of the Snow …(1)… Ice Festival.

A
and
B
or
C
because
D
however

Slide 5 - Quiz

Welk structuurwoord moet bij (2) ingevuld worden?

People made ice sculptures of many things, …(2)… birds, buffalos …(3)… even mythological creatures.
A
like
B
and
C
or
D
but

Slide 6 - Quiz

Welk structuurwoord moet bij (3) ingevuld worden?

People made ice sculptures of many things, …(2)… birds, buffalos …(3)… even mythological creatures.
A
or
B
and
C
because
D
but

Slide 7 - Quiz

Welk structuurwoord moet bij (4) ingevuld worden?

Thousands of tourists come to the festival every year. In the beginning, only the Chinese participated, …(4)… these days, people from over the world come to the festival.
A
and
B
but
C
or
D
because

Slide 8 - Quiz

Welk structuurwoord moet bij (5) ingevuld worden?

…(5)…, one man was from Barcelona, Spain.
A
Or
B
And
C
For example
D
But

Slide 9 - Quiz

Welk structuurwoord moet bij (6) ingevuld worden?

People come …(6)… the festival is really big.
A
and
B
because
C
however
D
but

Slide 10 - Quiz

Structuurwoorden zijn ...
Het is belangrijk dat je weet wat structuurwoorden betekenen...
Structuurwoorden hebben allemaal hun eigen functie, zoals...
woorden als 'but', 'and' en 'because'.
omdat je dan de tekst veel beter begrijpt.
een opsomming, voorbeeld, oorzaak of gevolg.

Slide 11 - Drag question