Vanaf de tweede eeuw v.Chr. vochten de Romeinen niet meer in Italië, maar in Griekenland, Turkije of Syrië. Daardoor was het voor soldaten te ver om elk jaar terug te gaan naar hun boerderij. De boerderij moest dus worden verkocht. Deze boerderijen werden gekocht door grootgrondbezitters, die hun grote landerijen lieten bewerken door slaven. Er waren veel slaven doordat mensen uit veroverde gebieden door de Romeinen als slaaf werden verkocht. Door al die oorlogen waren er dus veel slaven en daardoor was de prijs laag. Vrije landarbeiders werden daardoor werkloos, want ze waren duurder dan slaven. Omdat ze geen werk meer hadden, trokken ze naar de stad Rome. Doordat zij en andere groepen als ex-soldaten en verarmde boeren massaal naar Rome kwamen, groeide de stad.