This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
3. Oorzaken van criminaliteit
Zelfstandig werken?
Lezen en maken blz. 30 t/m 37.
Leerdoelenkaart invullen voor H3.
Samenvatting maken van H3.
Klassikaal?
Samen stof doornemen en daarna opdrachten maken.
Slide 1 - Slide
3. Oorzaken van criminaliteit
Wie worden crimineel?
Welke theorieën bestaan er over criminaliteit?
Slide 2 - Slide
Risicofactoren:
Factoren die de kans op crimineel gedrag vergroten.
Let op: deze oorzaken leiden in de meeste gevallen NIET tot criminaliteit, maar als iemand te maken heeft met meerdere risicofactoren neemt de kans wel toe.
Wie kan een factor bedenken die de kans op criminaliteit vergroot?
Slide 3 - Slide
1. Psychische of gedragsproblemen
Sommige mensen zijn impulsiever, agressiever of emotioneler dan gemiddeld. Wanneer je hier geen controle over hebt, kan dit fout gaan.
Slide 4 - Slide
2. Onveilige opvoeding
Jongeren leren thuis de verkeerde normen en waarden.
Bijvoorbeeld stelen, slaan, geen respect.
Slide 5 - Slide
3. Alcohol en drugs
Verslaving of alcoholmisbruik zorgt er voor dat mensen misdrijven en overtredingen plegen.
Denk aan woninginbraak.
Slide 6 - Slide
4. Groepsdruk
De groep bepaald wat je doet en niet doet.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Leg uit dat er in het voorgaande filmpje sprake is van groepsdruk
Slide 9 - Open question
Beschermende factoren
Slide 10 - Slide
Het hebben van een baan of het volgen van onderwijs
Door een strafblad kom je moeilijker aan een baan
Je kan je baan verliezen als je strafbare feiten pleegt
Je hebt verantwoordelijkheid voor je opleiding
Slide 11 - Slide
Een relatie hebben of deel zijn van een hecht gezin
Je wilt de mensen om je heen niet teleurstellen
Angst om ze kwijt te raken
Slide 12 - Slide
Het beschikken over goede sociale vaardigheden
Wanneer je goed overkomt op mensen en makkelijk een praatje maakt, word je sneller opgenomen in de samenleving.
Slide 13 - Slide
Draaideurcrimineel
Recidivist = een persoon die telkens strafbare feiten begaat
(5% van opgroeiende jongens)
Slide 14 - Slide
Meestal neemt criminaliteit onder jongeren/jongvolwassenen af vanaf 23. Wat is hier geen reden van:
A
Ze een baan krijgen
B
Ze een relatie krijgen.
C
Ze volwassen worden.
D
Ze vrienden krijgen.
Slide 15 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Groepsdruk speelt vooral mee bij criminaliteit onder jongeren. 2. Bij vechtpartijen speelt alcohol een belangrijke rol.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 16 - Quiz
Overtreding
Misdrijf
Slide 17 - Drag question
Welke oorzaak van criminaliteit hoort bij de volgende beschrijving: ''Als je een biologische stoornis hebt kan je extreem agressief reageren''?
A
Maatschappelijke omstandigheden
B
Biologische factoren
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding
Slide 18 - Quiz
Welke oorzaak van criminaliteit hoort bij de volgende beschrijving: '' Ouders hebben een voorbeeldfunctie, maar zij kunnen er ook voor zorgen dat je een slecht voorbeeld hebt''?
A
Maatschappelijke omstandigheden
B
Biologische factoren
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding
Slide 19 - Quiz
Wat is geen oorzaak voor crimineel gedrag?
A
Alcohol en drugs
B
Schooluitval en spijbelen
C
Groepsdruk
D
Liefdesverdriet
Slide 20 - Quiz
welke oorzaak zie je in dit filmpje terug?
Slide 21 - Mind map
Slide 22 - Video
Nu:
Maken blz. 33, 34, 35 en 36.
Slide 23 - Slide
Theorieën over criminaliteit
Elke groep krijgt een theorie en een A3. Je maakt een presentatie over jouw theorie.
Klaar? Maak de samenvattingsopdracht op blz. 38 en 39.
Daarna legt elk groepje de theorie uit aan de klas met de poster.
Slide 24 - Slide
Vandaag: werkuur!
1. Maak een samenvatting van blz. 32 en 33. Noteer bij elke theorie kort wat het inhoudt.
2. Maken blz. 34, 35, 36, 37 OF 38 en 39.
Klaar? Oefenen met tabellen en grafieken (blz. 28 en 29).