1. de laatste twee alinea's van 'patriciërs en adel komen tegenover ambachtslieden en boeren te staan. (Blz 32)
2. 'De Guldensporenslag, fascinerend en uitzonderlijk'(blz 32)
3. Tekstbron 3 (blz 51)
Beantwoord de volgende vragen:
1. Wie vocht tegen wie in de Guldensporen slag?
2. Hoe waren de rollen van de verschillende stedelijke sociale lagen verdeeld?
3. Welk verschil in interpretatie zie je tussen beide bronnen?