3. $ 59.532 × 325,7 miljoen = $ 19.389,572 miljard.
4 48.223/59.532 x 100= 81% dus 19% lager
5. A
Welvaart is de mate waarin men in de behoeften kan voorzien.
Slide 5 - Slide
Personele inkomensverdeling
Slide 6 - Slide
Lorenzcurve
Slide 7 - Slide
opgave 3
6. (1) gelijker. (2) 4%. (3) 25%.
7. Verder van de diagonale lijn af. De overdrachtsinkomens komen voornamelijk bij de mensen met de laagste inkomens terecht en als deze overdrachtsinkomens eruit gehaald worden, zullen de inkomensverschillen groter worden.
Slide 8 - Slide
Stappenplan tekenen Lorenzcurve
stap 1
Verdeel de inkomens in gelijke groepen
stap 2
Je berekent hoeveel % elke groep van het totaal aantal groepen bestaat. Je berekent ook hoeveel % het inkomen per groep van het totale inkomen bedraagd. Dit doe je met de formule: deel/geheel*100%
Stap 3
Je cumuleert de percentages van de groepen en het inkomen. Je telt dus de percentages van laag naar hoog in stapjes bij elkaar op.
Stap 4
Teken de Lorenzcurve met behulp van de cumulatieve percentages. (assenverdeling horizontaal en verticaal 1cm = 10%)
In 2019 doen de oranje leeuwinnen het goed op het WK in Frankrijk. De Nederlandse detailhandel verkoopt veel merchandise: vlaggetjes, petjes, shirts, posters, enzovoorts. De milieubeweging ziet na elke wedstrijd een toename van het zwerfafval dat volgens een woordvoerder ‘een oranje gloed verspreid’. De Nederlandse voetbalclubs zien in de periode na het WK hun ledenaantal groeien. Vooral meisjes zijn geïnspireerd door het succes en schrijven zich in bij een voetbalclub. Deelname van de oranje leeuwinnen aan het WK-voetbal heeft een negatief extern effect op:
A
detailhandel
B
milieu
C
voetclubs
D
oranje leeuwinnen
Slide 14 - Quiz
Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar 50% van de bevolking?
A
Ongeveer 10%
B
Ongeveer 50%
C
Ongeveer 90%
D
Ongeveer 60%
Slide 15 - Quiz
Lorenzcurve is bedoeld als middel om:
A
duidelijk te maken hoe oneerlijk verschillende salarissen zijn
B
aan te geven hoe inkomsten zijn verdeeld over de bedrijven
C
aan te geven hoe het vermogen is verdeelt door de overheid in een land
D
aan te geven hoe inkomsten of vermogen is verdeeld over bevolking in een land
Slide 16 - Quiz
Hoe verder de curve van de diagonaal afligt, hoe schever het inkomen is verdeeld.
A
Waar
B
Niet waar
C
kan je niet zeggen
D
Die diagonaal heeft geen betekenis
Slide 17 - Quiz
De Lorenzcurve geeft een beeld van de hoogte van de inkomens
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Hoe boller de curve van een Lorenzcurve hoe groter de
A
Inkomensgelijkheid
B
Inkomensongelijkheid
C
bevolking
D
bevolkingstoename
Slide 19 - Quiz
Als de buik van de Lorenzcurve groter is als anders
A
dan is er sprake van een eerlijke inkomensverdeling
B
dan is er sprake van een oneerlijke inkomensverdeling
C
dan is er sprake van gelijke inkomensverdeling
D
dan is er sprake van scheve inkomensverdeling
Slide 20 - Quiz
Er zijn 4 productiefactoren, welke is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal
Slide 21 - Quiz
Wat is GEEN overdrachtsinkomen
timer
0:40
A
Bijstandsuitkering
B
Zakgeld
C
Loon
D
AOW-uitkering
Slide 22 - Quiz
Wat is welvaart?
A
Een grote behoefte doen
B
Behoeften waarin je kunt voorzien
C
Fiets
D
Behoeften die je niet hebt
Slide 23 - Quiz
Wat is geen vorm van primair inkomen?
A
Loon
B
Winst
C
Rente
D
Uitkering
Slide 24 - Quiz
Bij welke productiefactor hoort het primair inkomen 'loon'?
A
Kapitaal
B
Natuur
C
Arbeid
D
Ondernemerschap
Slide 25 - Quiz
Bij welk productiefactor hoort het primair inkomen 'huur'
A
Kapitaal
B
Natuur
C
Arbeid
D
Ondernemerschap
Slide 26 - Quiz
Het nationaal inkomen van land A is 600 miljard euro. Land A heeft 12 miljoen inwoners. Wat is het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking?
A
500.000 euro
B
50.000 euro
C
5.000 euro
D
500 euro
Slide 27 - Quiz
Bij het bepalen van het nationaal inkomen wordt overdrachtsinkomens ook meegerekend.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Hoeveel procent van het totale inkomen in dit land wordt verdiend door de rijkste 10% van de bevolking?
A
70%
B
90%
C
10%
D
30%
Slide 29 - Quiz
Het BBP van een land is in 2018 € 430 miljard. Het land heeft 14,35 miljoen inwoners. Hoeveel bedraagt het BBP per hoofd van de bevolking?
Slide 30 - Open question
Het BBP van een land is in 2018 € 430 miljard, een jaar later is het bbp € 442,9 miljard. Met hoeveel procent is het BBP gestegen? (noteer ook je berekening)
Slide 31 - Open question
Tony’s Chocolonely is een chocolademerk dat adverteert met het label: ‘op weg naar 100% slaafvrije chocolade’.
Op welk aspect richt dit merk zich?
A
sociaal
B
milieu
C
gezondheid
Slide 32 - Quiz
Wanneer noemen we productie ‘duurzaam’?
A
Als het niet te duur is
B
Als het rekening houdt met de gevolgen voor mens en milieu op de korte termijn.
C
Als het goed is voor het milieu
D
Als het rekening houdt met de gevolgen voor mens en milieu op de lange termijn
Slide 33 - Quiz
Wasima vertelt aan haar collega dat ze een vliegticket naar Sardinië heeft gekocht. Ze vindt dat ze dit zonder schuldgevoel kan doen, omdat ze het hele jaar op de fiets naar haar werk is gegaan.
Welke uitspraak is juist?
A
Wasima is een donkergroene consument
B
Vliegen is niet schadelijk voor het milieu als je elke dag fietst
C
Wasima geeft zichzelf een morele vrijbrief
Slide 34 - Quiz
Waar is sprake van een morele vrijbrief? (meerdere antwoorden zijn juist)
timer
0:30
A
op vakantie met vliegtuig, rest van het jaar fiets ik
B
vanavond Mc Donalds, tussen de middag salade
C
een lekkere snack, ik heb een uur gesport
D
de tuin sproei ik niet, ik douche zo kort mogelijk
Slide 35 - Quiz
Welk begrip past hierbij?
A
Globalisering
B
Duurzaam
C
Keurmerk
D
Armoedegrens
Slide 36 - Quiz
Welke afkorting kun je gebruiken om de productiefactoren te onthouden?
A
CATAMARAN
B
KAJAK
C
VALK
D
KANO
Slide 37 - Quiz
Wat betekent HDI
A
Human developing Income
B
Human development Index
C
High Development Index
D
Human Dominating Index
Slide 38 - Quiz
Gezonde keuze of goedkope keuze? Op de vraag wat mensen belangrijk vinden in het leven scoort ‘een goede gezondheid’ erg hoog. Toch blijkt dat diezelfde mensen vaak ongezonde keuzes maken als het gaat om welk voedsel ze kopen. Wat is een mogelijke verklaring voor dit tegenstrijdige gedrag?
A
Mensen hebben te weinig informatie over wat gezond is en wat niet.
B
Mensen zijn niet altijd bereid om een hoge prijs te betalen voor gezond voedsel.
C
Mensen vinden dat ze al genoeg andere dingen doen om gezond te blijven.
D
Alle bovenstaande verklaringen kunnen waar zijn.
Slide 39 - Quiz
Waar of niet waar? Externe effecten hebben altijd betrekking op het milieu.
A
waar
B
niet waar
Slide 40 - Quiz
Wat betekent semi-actief zijn
A
1 keer in je leven sporten
B
1 dag per week sporten
C
dat je aan sporten bent maar ook op leeftijd
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 41 - Quiz
Bij Feyenoord komen in 2018 bij elke wedstrijd 45.600 toeschouwers en in 2019 47.890 toeschouwers Hoeveel komen er in absoluut meer
A
2290
B
2190
C
5,1%
D
5%
Slide 42 - Quiz
Combineer de productiefactoren met de beloningen.
Arbeid
Kapitaal
Natuur
Ondernemerschap
Loon
Salaris
Pacht
Winst
Slide 43 - Drag question
Aan de slag!!!
Opdracht:
Ga, voor jezelf, werken. Bereid je voor op de toets.