This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
Ken je het verschil tussen spreekwoorden en uitdrukkingen
Ken je de betekenis van een aantal spreekwoorden en uitdrukkingen, en je kunt deze uitleggen
Slide 2 - Slide
Spreekwoord
Een spreekwoord is een vaste zin met een vaste woordvolgorde, hierin zit een wijsheid of tip.
Bijvoorbeeld:
Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
Slide 3 - Slide
Uitdrukking
Een uitdrukking is een woord of groepje woorden met een aparte betekenis die je in zinnen kunt gebruiken. De persoonsvorm verandert mee met het onderwerp.
Bijvoorbeeld: er als de kippen bij zijn
Claudia was er als de kippen bij, toen er gratis friet werd uitgedeeld.
Sophie en Jan waren als de kippen bij, toen er gratis friet werd uitgedeeld.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Opdracht
Groepjes maken van 4
Pak een pen en papier
Zoek de betekenis op van de volgende spreekwoorden en uitdrukkingen
Straks gezamenlijk bespreken
Slide 6 - Slide
1. Zoek de betekenis op
2. Is dit een spreekwoord of een uitdrukking?
Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
De appel valt niet ver van de boom.
Het is water naar de zee dragen.
Het gras is groener bij de buren.
De hond in de pot vinden.
Blauw bloed hebben.
Te hooi en te gras.
Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen.
Tranen met tuiten huilen.
Het paard achter de wagen spannen.
Weten wat voor vlees je in de kuip hebt.
Flink in de bus blazen.
Ieder huisje heeft zijn kruisje.
timer
10:00
Slide 7 - Slide
Opdracht 2
Zoek in je groepje een spreekwoord of uitdrukking op die jullie leuk vinden
Beeld je spreekwoord of uitdrukking uit (tekening, rebus, toneelstukje, etc.)