Zinnen maken (verdieping)
Pak de woordenlijst erbij.
Maak vijf zinnen met daarin het werkwoord voir én een woord uit de woordenlijst (hoofdstuk 3 apprendres 1, 2 en 4).
Zorg dat elke zin in een andere tijd staat (présent, passé composé, imparfait, futur simple, futur du passé).
Zet de vertaling er niet achter.