3tm - voorbereiding Toets unité 4

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Toets Unité 4: Rhône Alpes

Wat moeten jullie leren voor de toets van unité 4?

Pak jullie boeken, schrift en pen!

Apprendre

• Vocabulaire
• Phrases
  
  Grammaire:
• Imparfait
  
• Werkwoorden leren: connaître, voir et venir

Vocabulaire/Phrases

• Hoe leren jullie woordjes en zinnen?

Tips

• Hardop leren en opschrijven
• Overhoren
• WRTS
• Quizlet
• Plaatje, verhaaltje of een ezelsbruggetje
• Top 10 lijst met woorden die je altijd vergeet
• Let op accenten en het geslacht van een woord!

Zoek de volgende zinnen op in je boek!

• Ik heb een afspraak met een vriendin
• Hoe laat?
• We zien elkaar om 6 uur.

Réponses

• J'ai rendez-vous avec une copine
• A quelle heure?
• On se voit à 6 heures.

imparfait

Met welke 3 stappen maak je de imparfait?

1.  je neemt de nous vorm van de présent

2. je haalt -ons van de uitgang af

3. je voegt de goede imparfait uitgang toe

Les verbes : connaître, voir et venir

• Schrijf het werkwoord connaître op!!
  Présent, imparfait, passé composé, infinitief

présent:

je connais = ik ken

tu connais = jij kent

il connait = hij kent

elle connait = zij kent

on connait = men kent; wij kennen

nous connaissons = wij kennen

vous connaissez = jullie kennen; u kent

ils connaissent = zij kennen

elles connaissent = zij kennen

 

passé composé:

j'ai connu = ik heb gekend, ik kende

imparfait:

je connaissais = ik kende

tu connais = jij kende

il connait = hij kende

elle connait = zij kende

on connait = men kende; wij kenden

nous connaissons = wij kenden

vous connaissez = jullie kenden; u kende

ils connaissent = zij kenden

elles connaissent = zij kenden

infinitif:
connaître = kennnen

Venir - présent / tegenwoordige tijd

Nederlands	Frans
Ik kom	Je viens
Jij komt	Tu viens
Hij / Zij / Men komt	Il / Elle / On vient
Wij komen	Nous venons
Jullie komen / U komt	Vous venez
Zij komen	Ils / Elles viennent

Welke vorm van venir hoort bij JE?

1. viens
2. viennent

Welke vorm van venir hoort bij ELLE?

1. viens
2. vient

Vertaal: zij komen

1. ils viennent
2. elles vennent
3. elles viennent
4. ils vennent

Vertaal: wij komen

1. vous venez
2. nous venons

Venir - passé composé

Nederlands	Frans
Ik ben gekomen	Je suis venu(e)
Jij bent gekomen	Tu es venu(e)
Hij is gekomen / Zij is gekomen / Men is gekomen	Il est venu / Elle est venue / On est venu(e)(s)
Wij zijn gekomen	Nous sommes venu(e)s
Jullie zijn gekomen / U ben gekomen	Vous êtes venu(e)(s)
Zij zijn gekomen	Ils sont venus / Elles sont venues

Let op: venir wordt met être vervoegd, dus je moet soms iets aan het voltooid deelwoord toevoegen

Vertaal in het Frans: Hij is gekomen

1. On est venu
2. Il est venu

Vertaal in het Frans: Wij zijn gekomen

1. Nous sommes venu(e)s
2. Vous êtes venu(e)(s)

Vertaal in het Frans: U bent gekomen

1. Vous êtes venus
2. Vous êtes venu

Klaar?

Apprendre 6 + 7
of oefenen imparfait
https://learningapps.org/4320315

Le verbe "Voir"

(= zien)

Wat betekent "voir"?

Voir: zien

Ik zie = je vois

Jij ziet = tu vois

Hij/zij ziet = il/elle voit

Wij zien = nous voyons

Jullie zien / u ziet = vous voyez

Zij zien = ils/elles voient

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

voyons

voient

voit

vois

vois

voyez

Ik zie

1. Je vois
2. Je voit
3. Je voie
4. Je voi

Jij ziet

1. Tu vois
2. Tu voit
3. Tu voie
4. Tu voist

Hij ziet

1. Il vois
2. Il voit
3. Il voie
4. Il voist

Wij zien

1. Nous voions
2. Nous voirons
3. Nous voyions
4. Nous voyons

Jullie zien/u ziet

1. Vous voiez
2. Nous voirez
3. Vous voyez
4. Vous voyiez

Passé composé van "voir"

J'ai vu          = ik heb gezien

tu as vu

il a vu

nous avons vu

vous avez vu

ils ont vu

jij hebt gezien

1. j'ai voiré
2. tu as vu
3. j'ai vu
4. je suis vu

wij hebben gezien

1. nous avons vu
2. vous êtes vu
3. nous sommes voiré
4. nous sommes vu

u heeft gezien

1. nous avons vu
2. vous avez vu
3. ils ont vu
4. vous avez voiré

Monique heeft gezien

1. Monique est vu
2. Monique es vu
3. Monique as vu
4. Monique a vu

Chantal et Nicolas hebben gezien

1. Chantal et Nicolas ont vu
2. Chantal et Nicolas avons vu
3. Chantal et Nicolas sont vu
4. Chantal et Nicolas sommes vu

Imparfait van "Voir"

Stam = voy

+ uitgangen imparfait

Je voyais

tu voyais

il voyait

nous voyions

vous voyiez

ils voyaient

Wat betekent: je voyais

wat betekent: ils voyaient

jij zag

1. tu as vu
2. tu vois
3. tu voirais
4. tu voyais

wij zagen

1. nous voyions
2. nous voyons
3. nous vorions
4. nous voyiez

jullie zagen

1. nous voyions
2. vous voyions
3. vous voyiez
4. vous voyez

wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Ken je het werkwoord "voir" in de présent?

😒🙁😐🙂😃

Ken je het werkwoord "voir" in de
passé composé?

😒🙁😐🙂😃

Ken je het werkwoord "voir" in de imparfait?

😒🙁😐🙂😃