Thema 1 verbranding en ademhaling basisstof 1&2

Even voorstellen

Mevrouw Pastoors
Wijk bij Duurstede
Korfbal
Aruba
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Even voorstellen

Mevrouw Pastoors
Wijk bij Duurstede
Korfbal
Aruba

Slide 1 - Slide

Regels
  1. Als ik praat zijn jullie stil
  2. Telefoons zitten in de telefoontas
  3. Pak je meteen je spullen als je op je plek zit
  4. Vaste plek

Slide 2 - Slide

Thema 1 Basisstof 1&2
Verbranding en ademhaling

Slide 3 - Slide

Zuurstof en koolstofdioxide
Als een kaars brandt verdwijnt het kaarsvet (brandstof)
Een brandstof = een stof die kan verbranden. ->

Voor verbranding is zuurstof nodig. Bij verbranding komt energie vrij.

Slide 4 - Slide

Basisstof 1 Verbranding
Als iets verbrand verdwijnt de brandstof en ontstaan nieuwe stoffen.
Er komt energie vrij, bijvoorbeeld warmte

Slide 5 - Slide

Zuurstof en koolstofdioxide
Bij verbranding worden een brandstof en zuurstof omgezet in water, koolstofdioxide en energie:

brandstof + zuurstof → water + koolstofdioxide + energie

Slide 6 - Slide

Verbranding
Ook in je lichaam vindt verbranding plaats.
Glucose is de brandstof
Er ontstaat koolstofdioxide en water. Ook komt er energie vrij

Slide 7 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 1.1
Klaar? Maak de test jezelf van 1.1

Slide 8 - Slide

Controle
Wat is een brandstof?
Wat is nodig voor verbranding?
Wat is de brandstof in je lichaam?

Slide 9 - Slide


Wat heb je nodig voor verbranding?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Energie
D
Water

Slide 10 - Quiz


Wat heb je nodig voor verbranding?
A
Water
B
Koolstofdioxide
C
Energie
D
Brandstof

Slide 11 - Quiz


Wat komt vrij bij verbranding?

A
water en koolstofdioxide en energie
B
een indicator
C
zuurstof en een brandstof
D
glucose en kaarsvet

Slide 12 - Quiz

Welke brandstof heb je nodig voor verbranding in je lichaam?
A
Glucose
B
Water
C
Cellen
D
Energie

Slide 13 - Quiz

bij verbranding
A
verbruik je energie
B
krijg je energie
C
kost energie
D
kom energie vrij

Slide 14 - Quiz

Wordt bij verbranding energie gebruikt?




Wordt bij verbranding energie verbruikt?




Wordt bij verbranding energie verbruikt?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water
B
koolstofdioxide + water = glucose + zuurstof
C
koolstofdioxide + glucose = water + zuurstof
D
glucose + water = koolstofdioxide + zuurstof

Slide 16 - Quiz

Wat is een verbranding?
A
reactie met vlammen
B
reactie met rookontwikkeling
C
reactie met zuurstof
D
reactie met warmte ontwikkeling

Slide 17 - Quiz

DOEN

1. Ga naar blz 65 in jouw werkboek
2. Ga naar practicum 4: de werking van organen bij lichamelijke inspanning
2. Lees het practicum door en voer uit. Je hebt 10 minuten tijd.

timer
10:00

Slide 18 - Slide

Lichamelijke inspanning
Voor lichamelijke inspanning heb je energie nodig. Hoe meer je beweegt hoe meer energie nodig is. Je spiercellen werken dan bijvoorbeeld harder, ze hebben extra glucose en zuurstof nodig. 

Je gaat daarom meer eten en je ademt sneller. Organen werken harder om al je cellen te voorzien van zuurstof en brandstof. Je hart klopt sneller, je bloed stroomt sneller en je krijgt het warmer.  
glucose + zuurstof ==> water + koolstofdioxide + energie 

Slide 19 - Slide

Even voorstellen

Mevrouw Pastoors
Wijk bij Duurstede
Korfbal
Aruba

Slide 20 - Slide

Basisstof 2: het ademhalingsstelsel
Leerdoelen

1. Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen. 
2. Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen. 

Slide 21 - Slide

Doen!
  • Met je buurman of buurvrouw
Vragen: 
  • Kun je de longen aanwijzen op de afbeelding en bij jezelf?
  • Voel je jouw  luchtpijp? 
  • Weet je ook wat de functie is van neus behalve ruiken?
  • Welke organen zitten er in de keelholte?

Slide 22 - Slide

0

Slide 23 - Video

Ademhalingsstelsel

Slide 24 - Slide

Neusholte en mondholte
Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
De neusholte is bekleed met neusslijmvlies. 

Neusslijm: kleine stofdeeltjes en 
ziekteverwekkers blijven kleven aan het slijm.

Trilharen: Verplaatsen het slijm naar de keelholte
Reukzintuig: zit boven in je neusholte

Slide 25 - Slide

Keelholte en strottenhoofd
In de keelholte zitten de huig en het strottenklepje.
De huig: sluit de neusholte af als je voedsel inslikt. 
De strottenklep: sluit de luchtpijp af.

In het strottenhoofd zitten de stembanden.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

0

Slide 28 - Video

Luchtpijp
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op het strottenhoofd.

Kraakbeenringen: zorgen voor de stevigheid van de luchtpijp.

De luchtpijp is bedekt met slijmvlies.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Aan de slag!
Basisstof 1 opdracht 1 tot en met 8
Basisstof 2 opdracht 1 tot en met 8

Slide 31 - Slide

middenrif
longblaasje
Luchtpijptakje
haarvaatje
luchtpijp
mondholte
keelholte
neusholte
long

Slide 32 - Drag question

Wat is de functie van het neusslijmvlies?
A
Geur herkennen
B
Opnemen van zuurstof
C
Tegenhouden van ziekteverwekkers
D
Verwarmen van de inkomende lucht

Slide 33 - Quiz

Met welk cijfer is de luchtpijp aangegeven?
A
1
B
2
C
3

Slide 34 - Quiz

Bij het slikken bevindt de huig zich in stand ... en het strotklepje in stand ...
A
1 en 1
B
2 en 2
C
1 en 2
D
2 en 1

Slide 35 - Quiz

Huiswerk

Kader: Maken opdracht 1 t/m 3 en 8 
tl: Maken opdracht 1 t/m 3, 8 en 9 

Slide 36 - Slide