H4: Herhalen woordsoorten, nakijken 8, 9 en 12 , uitleg voegwoord

Woordsoorten: Herhalen woorsoorten, uitleg voegwoord
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordsoorten: Herhalen woorsoorten, uitleg voegwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Je herkent de volgende woordsoorten en kunt deze benoemen:

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- ww: hww, zww en kww

- vz

- voornaamwoorden: pers. vnw., bez. vnw., wknd. vnw., wkg. vnw., vr. vnw., aanw. vnw., betr. vnw., onbep. vnw.


Nieuw!

- telwoorden: hoofdtelwoord en rangtelwoord (bepaald en onbepaald)

- voegwoord (vwo: onderschikkend en nevenschikkend)



Slide 2 - Slide

Wat is een kenmerk van een bijvoeglijk naamwoord?
A
zegt iets over een lw
B
zegt iets over een znw
C
komt vaak na een lw
D
mensen, dieren, dingen, planten en namen

Slide 3 - Quiz

Wat is kenmerk van een hulpwerkwoord?
A
helpt het belangrijkste werkwoord in de zin
B
kan als enig werkwoord in een zin staan
C
belangrijkste werkwoord in een zin
D
kan zowel bij een wwg als nwg voorkomen

Slide 4 - Quiz

Wat is het verschil tussen een aanwijzend en een betrekkelijk voornaamwoord?
A
aanwijzend vnw. --> <--betrekkelijk vnw.
B
<-- aanwijzend vnw. betrekkelijk vnw. -->

Slide 5 - Quiz

Welk woord kan als enige een wederkerig voornaamwoord zijn?

Slide 6 - Open question

Ik heb me vergist in de datum.
Me = ?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
voorzetsel

Slide 7 - Quiz

Wat is het verschil?
a. Ik ben derde geworden.
b. Ik ben laatste geworden.

Slide 8 - Open question

Nakijken opdr. 8 (blz. 173)
  1. nieuwe, modern
  2. gratis
  3. verkeerde
  4. recente, juist

Slide 9 - Slide

Nakijken opdr. 9 (blz. 173)
  1. hoeveelste (onbep. rtw) | tiende (bep. rtw)
  2. een derde (bep. htw) = breuk
  3. wat (onbep. htw)| laatste (onbep. rtw)
  4. weinig (onbep. htw) | vijf (bep. htw)
  5. zoveelste (onbep. rtw) | wat = ?
  6. driehonderdtachtig (bep. htw) | weinig (onbep. htw)

Slide 10 - Slide

Nakijken opdr. 12 (blz. 175)
  1. zodat
  2. dat
  3. maar
  4. als
  5. want
  6. toen

Slide 11 - Slide

2 H:
online.muiswerken.nl/csdehoven
inlognaam = lln-nummer zonder ll0
wachtwoord = calvijn

Kies:
- Nederlands
- Ontleden en benoemen 3F
- Alle oefeningen
- H1, F5 en D6


2V:
uitleg nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Slide 12 - Slide

Onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden
Justin drinkt zijn favoriete milkshake.



Justin drinkt zijn favoriete milkshake en Menno eet een McFlurry.

Slide 13 - Slide

Onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden
Justin drinkt zijn favoriete milkshake. = enkelvoudige zin

Justin drinkt zijn favoriete milkshake en Menno eet een McFlurry. = samengestelde zin

Enkelvoudige zin: één persoonsvorm
Samengestelde zin: meer persoonsvormen (meestal samengevoegd door voegwoorden)

Slide 14 - Slide

Ik ben moe en ik ga slapen.
Ik wil een koekje bakken, tenzij jij dat niet wilt.

Slide 15 - Slide

Ik ben moe (en) ik ga slapen.
Ik wil een koekje bakken, (tenzij) jij dat niet wilt.

Slide 16 - Slide

Zin 1: ik ben moe
Zin 2: ik ga slapen
Zin 1: Ik wil een koekje bakken
Zin 2: jij dat niet wilt

Slide 17 - Slide

Neven- en onderschikkende voegwoorden
- Verbinden twee gelijkwaardige delen (kun je zonder dat je de woordvolgorde verandert los van elkaar gebruiken)
- en, want, maar en of

Slide 18 - Slide

Neven- en onderschikkende voegwoorden
- Verbinden twee ongelijkwaardige delen (je kunt de beide delen niet allebei los gebruiken zonder de woordvolgorde te veranderen)
- dat  en woorden waarvan dat de tweede lettergreep is (zodat, omdat, totdat)
- aangezien, daarom, als, hoewel, indien, mits etc.
- of (kan ook een nevenschikkend voegwoord zijn)

Slide 19 - Slide

Wil je fietsen of wil je lopen?
Ik weet niet zeker of het morgen gaat regenen.

Slide 20 - Slide

2 H:



2V:
Gram. H5: 11 en 12

Slide 21 - Slide