3. Gram H4 4.7 en 4.8


- Uitleg 4.7 - 4.8: telwoord en voegwoord
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


- Uitleg 4.7 - 4.8: telwoord en voegwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Je herkent de volgende woordsoorten en kunt deze benoemen:

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- ww: hww, zww en kww

- vz

- voornaamwoorden: pers. vnw., bez. vnw., wknd. vnw., wkg. vnw., vr. vnw., aanw. vnw., betr. vnw., onbep. vnw.


Nieuw!

- telwoorden: hoofdtelwoord en rangtelwoord (bepaald en onbepaald)

- voegwoord (vwo: onderschikkend en nevenschikkend)



Slide 2 - Slide

4.7 Telwoorden

Woorden die een getal of hoeveelheid aangeven, noem je een telwoord:

- Hoofdtelwoord : geeft een hoeveelheid aan

dertien, eenderde, miljoen, weinig, veel

- Rangtelwoord : geeft een plaats in een rangorde aan (podiumwoorden)

Eerste, laatste, dertiende, hoeveelste

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil?
a. Ik ben derde geworden.
b. Ik ben laatste geworden.

Slide 4 - Open question

Bepaald of onbepaald telwoord?

Bepaald: precieze hoeveelheid of rang

Onbepaald: onnauwkeurige hoeveelheid of rang

Slide 5 - Slide

Voorbeelden telwoorden

- Bepaald hoofdtelwoord: dertien, miljoen, één

- Onbepaald hoofdtelwoord: veel, weinig, sommige, alle


- Bepaald rangtelwoord: eerste, twintigste

- Onbepaald rangtelwoord: laatste, middelste, zoveelste

Slide 6 - Slide

Ik ben moe en ik ga slapen.
Ik wil een koekje bakken, tenzij jij dat niet wilt.

Slide 7 - Slide

Ik ben moe (en) ik ga slapen.
Ik wil een koekje bakken, (tenzij) jij dat niet wilt.

Slide 8 - Slide

Voegwoorden

Voegwoorden koppelen twee zinnen aan elkaar (als een soort cement).


- Voorin de zin

Terwijl ik de taart bakte, viel de stroom uit.

- In het midden van de zin (met komma)

Ik ga niet mee naar het schoolfeest, tenzij jij een smoking draagt.

- In het midden van de zin (zonder komma)

Pffff, we moeten morgen nog een toets leren en een boekverslag maken.

Slide 9 - Slide

aan de slag

Gram. H4: opdracht  9 , 10 en 12


Let op! Bij vraag 12 hoeft havo alleen de voegwoorden te noteren.

Slide 10 - Slide

Nakijken opdr. 9 (blz. 173)
  1. hoeveelste (onbep. rtw) | tiende (bep. rtw)
  2. een derde (bep. htw) = breuk
  3. wat (onbep. htw)| laatste (onbep. rtw)
  4. weinig (onbep. htw) | vijf (bep. htw)
  5. zoveelste (onbep. rtw) | wat = ?
  6. driehonderdtachtig (bep. htw) | weinig (onbep. htw)

Slide 11 - Slide

Nakijken opdr. 12 (blz. 175)
  1. zodat
  2. dat
  3. maar
  4. als
  5. want
  6. toen

Slide 12 - Slide