Werknemerschap pubquiz

Pubquiz werknemerschap
Ilse Wijnia, Danielle Sijtsma, Famke Overzee en Jasmijn van de Groep
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 130 min

Items in this lesson

Pubquiz werknemerschap
Ilse Wijnia, Danielle Sijtsma, Famke Overzee en Jasmijn van de Groep

Slide 1 - Slide

Wat is het doel van de Roos van Leary?
A
Het inspelen op het gedrag van een ander.
B
Het verdelen van de taken. 
C
Duidelijkheid om te communiceren. 
D
Het voorkomen van misverstanden.

Slide 2 - Quiz

Hoe reageren mensen volgens De Roos van Leary?
A
Leidend ''Luister naar mij” waarop iemand meewerkend reageert ''Ik doe wat jij wil'' .
B
Helpend: ''Wij mogen elkaar'' waarop iemand afhankelijk reageert ''help me''.
C
Concurrerend: ''Kijk eens hoe goed ik ben'' waarop iemand teruggetrokken reageert ''Laat me maar met rust''.

Slide 3 - Quiz

Hoe worden de gedragsregels genoemd waar zorginstellingen zich aan moeten houden?
A
Zorgwetten
B
Protocollen
C
Medische richtlijnen
D
Beroepscodes

Slide 4 - Quiz

Welke onderdelen horen bij de beroepscode?
A
De verpleegkundige en zijn of haar familie.
B
De verpleegkundige behoort assertief te zijn.
C
De verpleegkundige in relatie tot (in)formele samenwerkingspartner.

Slide 5 - Quiz

Wat is leidend gedrag?
A
Het tegenovergestelde van leidend is meewerkend.
B
Bij leidend gedrag wil iemand de ander sterk beïnvloeden.
C
Leidend gedrag is altijd slecht.
D
Leidend gedrag is er nooit sprake van samenwerking.

Slide 6 - Quiz

Mag de band met een patiënt intiem zijn?
A
Ja, als de teamleider hiermee akkoord gaat.
B
Ja zolang, het de professionaliteit niet in de weg staat.
C
Ja, als de patiënt het geen probleem vindt.
D
Alleen als de band met andere patiënten even goed is.

Slide 7 - Quiz

In de zorg komt seksuele intimidatie voor, wat valt er onder seksuele intimidatie?
A
seksuele opmerkingen van de zorgprofessional.
B
De zorg professional maakt misbruik van zijn/ haar positie.
C
Overbodige aanrakingen.
D
De bovenstaande antwoorden zijn allemaal goed.

Slide 8 - Quiz

Waarom melden we incidenten?
A
Om te zien hoeveel fouten er worden gemaakt.
B
Om te kijken welke collega er fouten maakt.
C
Om te leren van de situatie en de zorg te verbeteren.

Slide 9 - Quiz

Bij incidenten die wat kleiner zijn hoef je geen actie te ondernemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Hoe heet een gebeurtenis tijdens het zorgproces die tot schade heeft geleid of had kunnen leiden?
A
Een fout
B
Een incident
C
Een complicatie
D
Een calamiteit

Slide 11 - Quiz

Binnen hoeveel weken is het wettelijk verplicht onderzoek te doen naar het gemelde incident?
A
6 weken
B
4 weken
C
2 weken
D
1 week

Slide 12 - Quiz

Mag je onvrijwillige zorg verlenen?
A
Ja, als het een noodsituatie is en je bent niet op de hoogte van bijvoorbeeld een niet reanimatieverklaring.
B
Ja, Als er een noodsituatie is en dit wordt overlegd met de Arts. 
C
Nee, want je hebt te maken met de wet Wzd (Wet zonder dwang) je mag niet zomaar voor een zorgverlener beslissen .

Slide 13 - Quiz

Wat zijn situaties waarin je onvrijwillige zorg mag verlenen?
A
Financiële schade voor de zorgvrager of een ander
B
Bedreiging van veiligheid van veiligheid van de zorgvrager of beïnvloeding van de veiligheid van een ander.
C
Het beperken van het bezoek dat de zorgvrager ontvangt .
D
Alle bovenstaande antwoorden

Slide 14 - Quiz

Wat is een vakbond?
A
Een ander woord voor personeelsvereniging.
B
Een bond voor jongeren die beginnen aan hun eerste baan.
C
Een groep mensen die zorgt dat niet alleen de werkgever de macht heeft.
D
Een organisatie die ondersteunt bij het kiezen van het juiste beroep

Slide 15 - Quiz

Wat doet de FNV voor leden?
A
Hulp bij het regelen en aanvragen korting en vrijstelling voor het betalen van belasting.
B
Juridische hulp op het gebied van arbeid, inkomen, letselschade en beroepsziekten.
C
Zij helpen de leden met het verbeteren van hun communicatie.

Slide 16 - Quiz

Wie betaalt het lidmaatschap bij de FNV?
A
De overheid
B
De gemeente waar jij ingeschreven staat.
C
Je werkgever
D
Jij zelf

Slide 17 - Quiz

Is er een verschil tussen een incident en een calamiteit?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Wat is een complicatie?
A
Wanneer een buitenstaander van het incident last heeft van de gevolgen.
B
Alle zorghandelingen zijn goed gegaan, maar er is toch iets niet goed gegaan.
C
Wanneer op 1 na, alle zorghandelingen goed zijn uitgevoerd.

Slide 19 - Quiz

Wat moet je als BHV’ er altijd als eerste doen bij een calamiteit?
A
Bel 112!
B
Breng de betrokkenen in veiligheid.
C
Bel een collega.
D
Controleer je eigen veiligheid.

Slide 20 - Quiz

Een zorgvrager die te veel van een bepaald medicijn heeft gekregen beland hierdoor op de IC. We spreken hier van een:
A
Calamiteit
B
Complicatie
C
Incident

Slide 21 - Quiz

Einde pubquiz
:)

Slide 22 - Slide